Recensies Nieuw

DAMOLEGI

 

Recensies - Nieuw

 

 

De tolk van Java - Alfred Birney

 

Arend is de jongste onwettige zoon van een Chinese vrouw en een Nederlandse notaris in Soerabaja. Arend heeft nog twee broers en twee zussen. Hij is de lieveling van zijn moeder maar van zijn vader ontvangt hij geen liefde maar wel wrede straffen. Ook zijn oudere broers onzien hem niet. Als tijdens de Tweede Wereldoorlog de Japanners komen gaat hij hen bestrijden. Na het einde van de oorlog breekt in Indonesië de onafhankelijkheidsstrijd uit. Arend kiest in deze strijd de kant van Nederland en hij gaat als tolk werken bij de marine. Hard geworden door zijn jeugd kan hij ook ontstellend wreed zijn. Uiteindelijk komt hij terecht op de zwarte lijst van Soekarne en mag hij naar Nederland uitwijken. Daar trouwt hij met een jonge vrouw uit Helmond, één van zijn Nederlandse correspondentievriendinnen. Ze krijgen samen 5 kinderen: 3 jongens en 2 meisjes. Het is een ongelukkig huwelijk.

De kinderen krijgen geen liefde van hun ouders. De moeder wil enkel ruste en een huis dat netjes is. Arend slaat en mishandelt zijn kinderen. Als de oudste zoon 13 is worden de 5 kinderen uit het gezin gehaald en in een jeugdinstelling geplaatst.

Het verhaal wordt verteld door de oudste zoon met ook een kort stuk dat door de moeder wordt verteld. Er is ook briefwisseling opgenomen tussen de oudste zoon en zijn tweelingbroer en daarnaast nemen de op schrift gestelde memoires van Arend eveneens een groot deel van het verhaal in.

Ik vond het boeiend om meer te horen over een stuk geschiedenis waar ik niet veel van afwist. De gevolgen van een wrede behandeling en een gebrek aan liefde, en hoe dit door kan werken in een familie wordt goed beschreven.

Er waren voor mij echter ook een paar negatieve punten aan dit boek. Het verhaal veronderstelt wel een grote voorkennis van de geschiedenis van Nederlands Indië en dat is voor Vlamingen niet zo vanzelfsprekend. Zo is er sprake van Indische mensen, Indonesiers, Indo Europeanen zonder verklaring wat die namen juist betekenen. Verder vond ik de memoires van Arend te uitgebried en gedetailleerd verteld. Die stukken hadden veel weg van een oorlogsroman en dat is niet echt een genre dat ik graag lees. Maar dat is persoonlijk natuurlijk en doet niets af aan de kwaliteit van het boek. Hoewel ik het verhaal boeiend en ook schrijnend vond, zou ik het toch geen prijs toekennen.

Alfred Birney werd in 1951 in Nederland geboren. Zijn vader was half Nederlands, half Indonisisch, zijn moeder is Nederlandse. Hij was aanvankelijk gitarist maar hij moest dat beroep vaarwel zeggen na een ernstige kwetsuur. Daarna begon hij te schrijven. Zijn eerste boek werd in 1987 uitgegeven. Naast romans publiceerde hij ook verhalenbundels.

Voor het boek "De Tolk van Java" won Birney in 2017 zowel de Libris Literatuurprijs als de Henriette Roland Holst-prijs.

 

De laatste verhalen - Olga Tokarczuk

 

Olga Tokarczuk studeerde psychologie en dat merk je in dit boek.

Het beschrijft een korte episode uit het leven van drie vrouwen: Ida, haar moeder en haar dochter Maja.

In elk van hun verhalen komen flashbacks voor zodat je als lezer meer, maar niet alles te weten komt over hun respectievelijke verleden.

Ida is een gescheiden reisleidster op een bustour die altijd dezelfde steden aandoet: vanuit Warschau naar Krakau, Wenen en ten slotte Berlijn om dan terug te keren naar Warschau.

Haar moeder was een knap meisje in een Oekraïens dorpje dat ongewenst zwanger raakte en dan maar trouwde, niet met de vader van haar ongeboren kind maar met de meer dan 20 jaar oudere Poolse onderwijzer Pjotr/Petro. Ze houdt niet van hem en blijft elders liefde zoeken.

Maja tenslotte schrijft reisgidsen. Ze trekt de wereld rond met haar 11 jaar oude zoontje. Ooit heeft ze een ongelukkige liefde gehad waar ze nog steeds onder lijdt.

De drie vrouwen zijn eenzame of solitaire vrouwen. Vooral hun gevoelsleven en hun gedachten worden beschreven. Geen avonturen dus maar hun innerlijk leven wordt heel goed verwoord: het leven, de dood, het "zelf" en de relatie tot de andere.

Het eerste verhaal, dat van Ida, is het langste en dat las ik ook het liefst, het derde van Maja het minst graag. Dat is wellicht omdat ze nogal gesloten is en zo een groter mysterie blijft dan haar moeder en haar grootmoeder. Die komen voor mij meer uit de verf als boeiende persoonlijkheden terwijl het verhaal van Maja oppervlakkiger is.

Negatief vond ik de lange stukken in het boek in het Pools of in het Oekraïens die pas in de voetnoten achteraan worden vertaald. Als je zoals ik op een ereader leest is het moeilijk om telkens gaan te zoeken naar die vertaling.

Maar toch wil ik het boek aanbevelen!

Olga Tokarczuk werd in 1962 geboren in Polen. Ze volgde een psychologie opleiding aan de universiteit van Warschau. Ze is een van de meest bekende auteurs van haar generatie in Polen. Haar eerste boek verscheen in 1989. Ze won verschillende prijzen. Volgens Wikipedia zou ze niet geliefd zijn bij de huidige rechtse en xenofobe machthebbers in haar land.

Bij De Geus verschenen van haar voorheen "De rustelozen" (2011), "Huis voor de dag, huis voor de nacht" (2000) en "Oer, en andere tijden" (1987).

Het boek "De laatse verhalen" werd bij De Geus uitgegeven in 2008.

 

 

Peachez, een romance” – Ilja Leonard Pfeijffer

 

Ik las nog nooit een roman van deze auteur. Omdat ik onlangs het boek “Peachez, een romance” cadeau kreeg en omdat de roman alom werd geprezen, wilde ik hier verandering in brengen.

Maar wat een teleurstelling!

 

Het verhaal gaat over een 60-jarige professor oude talen die helemaal leefde en leeft voor zijn werk. Tot hij op een dag een mailtje krijgt van een zekere Sarah, met een verkeerd gespeld Latijns citaat. Die fout kan hij niet laten liggen en hij beantwoordt het bericht. Dit leidt tot een intense mail-correspondentie tussen de prof en Sarah Peachez. De man laat zich helemaal inpakken door het meisje, dat nochtans niets met hem gemeen heeft. Hij leert voor het eerst de liefde kennen, de liefde van zijn leven volgens hem. Ook als blijkt dat Sarah een soft pornoster is, maakt dat zijn gevoelens niet stuk. En zelfs als blijkt dat hij nooit met de echte Sarah Peachez heeft gecorrespondeerd gelooft hij nog in zijn enige ware en onbaatzuchtige liefde.

 

Een verhaal dat erg boeiend zou kunnen zijn dus. Maar dat was het niet. Het raakte mij helemaal niet. En dat kwam grotendeels door de taal die de professor gebruikte, of om het meer aangepast aan hem te zeggen: de taal die hij “bezigde”. De man zou 60 jaar zijn, dus jonger dan ik ben en de woorden die hij gebruikt worden zelfs niet meer door iemand van 80 in de mond genomen:

“… of ik gedigitaliseerde fotoportretten van mezelf bezat”, “collega’s te mijnent”, “automobielen die met vier wielen stevig op de weg blijven”, “toen ik de druistigheid van daadkracht nog niet had afgeleerd.” insisteren, discontinueren, importantie, wederom...

Waarschijnlijk doet de auteur dit om het contrast met de eerder platvloerse taal van Peachez in de verf te zetten. Maar hij overdrijft hierin wel volgens mij. Ook al de uitweidingen over de figuren uit de oude Romeinse en andere culturen vervelen al snel. Ze zijn veel te lang en te specialistisch om nog boeiend te zijn. Misschien is dat wel typisch voor iemand die geobsedeerd is door zijn vak maar daarom is het nog niet interessant om het zo te lezen.

Als Cleopatra een kleinere neus had gehad, waren Julius Caesar en Marcus Antonius niet verblind geraakt door haar schoonheid, waren de galeien en triremen niet met blinde wind van liefde uitgevaren naar Actium aan de overkant van de onmetelijke zee en zou de historie van het Romeinse Rijk een ander verloop hebben gekend. Het is vaker gezegd. Als de godin Eris een invitatie had mogen ontvangen voor het huwelijk van Peleus en Thetis, hadden de Grieken en Trojanen niet in een uithoek van de toen bekende wereld tien jaar oorlog hoeven te voeren om een oogverblindend mooie vrouw en hadden we de geboorte van de poëzie onder de alziende blinde blik van Homerus moeten ontberen. Of, om een voorbeeld te nemen uit onze vaderlandse geschiedenis en een episode te memoreren die is bezongen door Murnon, onze eigen Homerus: als de oude Isobart zich op die dag in het Woud van Kamo niet had laten verblinden door het spinragzilveren gewaad van Margaretha van Abonk, dat hij aanzag voor een trouwjurk, en had opgemerkt dat haar gevolg de rode rozen van verraad in de banieren voerde, was hij gestorven als een vrij man, had de Slag bij Ajthimkëtrag nooit plaatsgevonden en had de eenwording van de Tien Eilanden waarschijnlijk nimmer haar beslag gekregen.”

 

Na het verhaal van de prof en Peachez is er nog een nawoord van de schrijver die vertelt hoe hij op deze historie gekomen is, namelijk door een artikel in The New York Times van 8 maart 2013 met de titel ‘The Professor, the Bikini Model and the Suitcase Full of Trouble’ over een professor Framptom die in de ban raakte van een fotomodel. Dit artikel raakte me meer dan het boek van Pfeijffer omdat Frampton een boeiender karakter had en niet zo vrijuit ging als hij zelf liet uitschijnen. Zijn karakterontleding als narcist was ook interessant en veel minder vlak dan de roman Peachez.

Dus tenzij iemand er mij van kan overtuigen dat het andere werk van Pfeijffer van een ander gehalte is dan dit boek, denk ik niet dat ik nog geneigd ben iets van hem te lezen. (Lili)

 

link naar het artikel in de NYT : http://www.nytimes.com/2013/03/10/magazine/the-professor-the-bikini-model-and-the-suitcase-full-of-trouble.html?pagewanted=all&_r=0

 

Een onberispelijke man - Jane Gardam.

 

Heel mooi en ontroerend verhaal over eenzaamheid en hunkeren naar genegenheid. Over in de steek worden gelaten en het onvermogen om liefde te geven.

Edward Feathers is een oude gepensioneerde rechter, alom bekend en gerespecteerd. Na een korte tijd in Londen vestigde hij zich in Hong Kong. Na zijn pensioen keerde hij terug naar Engeland met zijn vrouw Betty. Als 5 jarig kind, geboren in Maleisië, werd hij door zijn vader naar Engeland gestuurd om daar school te lopen. Hij zag zijn vader bijna nooit meer terug. Heel veel Britse , die in de Britse gebieden overzee werden geboren, ondergingen hetzelfde lot. Zij kenden nooit een thuis, noch ouderliefde. En dat had gevolgen voor hun hele verdere leven, gevolgen die wel niet voor iedereen hetzelfde waren.

Zie voor meer info de recensie in het Nederlandse dagbladf De Volkskrant:

http://www.volkskrant.nl/recensies/bedrieglijk-ingetogen-geschreven-maar-tegelijk-ronduit-schrijnende-roman~a4484286/

 

 

Ontregeld – Charlotte Wood

 

Een tiental jonge vrouwen, die blijkbaar gedrogeerd en ontvoerd werden, komen op een oude schapenboerderij terecht, ergens in de outback van Australië. Ze worden kaalgeschoren, alles wat ze bij zich hebben wordt hen afgenomen, zelfs de kleren die ze dragen. Ze krijgen een vormeloos kleed van ruwe stof en primitieve lederen laarzen in de plaats. Ze worden ondergebracht in primitieve schaapscheerdershokken, zonder het minste comfort. Ze worden bewaakt door de agressieve Boncer en de ijdele yogabeoefenaar en gezonde-voedingsfreak Teddy samen met een vreemde jonge vrouw Nancy die voor verpleegster moet doorgaan. De vrouwen moeten harde lichamelijke arbeid doen in alle weersomstandigheden.

Het terrein waarop de vervallen boerderij staat is omgeven door een hoge omheining die onder stroom staat. Er is geen ontsnapping mogelijk.

Wat de jonge vrouwen gemeen hebben schijnt iets te maken te hebben met het seksleven dat ze hadden. “‘O, liefje. Je moet weten wát je bent.’” snauwt Boncer Yolanda toe als die vraagt waar ze terecht gekomen zijn. En wat ze zijn dat zijn sletten, sloeries! Hun vrouwelijkheid maakt hen slecht en angstaanjagend:

Daarom waren ze hier, begreep ze nu. Omdat ze haatten wat er uit je kwam, wat er binnen in je zat. Waartoe je in staat was. Ze begreep het omdat ze het zelf ook voelde, die doffe angst en haat voor haar lichaam. Haar hele leven al woekerde het in haar, steeds uitgedreven, steeds weer aangroeiend, elke maand: dat donkere gewas en de wetenschap dat ze vlees was, gemaakt om vlees voort te brengen. Pas nu drong tot haar door dat haar lichaam en zijzelf, Yolanda, niet gescheiden waren, dat wat ze altijd beschouwd had als haar zelf – persoonlijk, complex, uniek – niet bestond.”

 

Het verhaal wordt verteld in de 3e persoon, en vanuit Verla en Yolanda.

Verla was de medewerkster en de minnares van een getrouwde minister, en het kwam tot een schandaal. Yolanda werd door een groep sporters verkracht.

Het verhaal van Yolanda wordt in de verleden tijd verteld en dat van Verla in de tegenwoordige tijd.

Naarmate de tijd vordert wordt de toestand van de hele groep penibel en stijgt de spanning. De stroom valt uit – maar niet die van de omheining – en het voedsel raakt op. Elkeen gaat hiermee om op zijn of haar eigen manier. Sommigen worden er sterker door en inventief, anderen juist zwakker, of zelfs ziek en gek.

The Guardian noemde deze roman “a masterpiece of feminist horror”.

Volgens een boekrecensie in het Nederlandse dagblad Trouw heeft de schrijfster het idee voor voor deze roman gebaseerd op de Hay Institution for Girls, een Australische staatsgevangenis waar van 1961 tot 1974 tienermeisjes belandden die zich losbandig hadden gedragen. Ze heeft echter de gevangenis omgevormd tot een afgelegen strafkamp.

De titel van de recensie luidt “Strafkamp voor minnaressen” wat niet helemaal klopt want B bijvoorbeeld werd misbruikt en was niemands minnares. Het boek wordt een “feministische sciencefictionroman genoemd in de recensie, en het wordt vergeleken met “De wand” van Marlen Haushofer. SF zou ik het boek niet noemen. Een afgezonderd strafkamp had best kunnen bestaan., gelet op de manier waarop de aboriginals in Australië ooit werden behandeld. Feministisch is het verhaal wel, want er wordt geen enkele man bestraft voor zijn seksuele belevingen.

Wat het boek met “De wand” gemeen heeft is het vrij sobere taalgebruik, het ontbreken van sensatie waardoor de gruwelijkheid van het vertelde verhaal nog wordt benadrukt.

Een echte aanrader!

Charlotte Wood is een Australische schrijfster, geboren in 1965. Zij debuteerde in 1999 met “Pieces of a girl” en won hiermee verschillende prijzen. “Ontregeld” is haar zesde roman.

Het boek verscheen oorspronkelijk in oktober 2015 onder de titel “The natural way of things”. Het won het daaropvolgende jaar de Australische Stella Prize. De Nederlandse vertaling is van Jetty Huisman en verscheen in maart 2017 bij Nieuw Amsterdam.

 

De verrader – Paul Beatty

 

Ik had toch wel wat moeite met dit Bookerprize winnend boek.

Het gegeven is boeiend: een zwarte man die de plaats waar hij woont terug op de kaart wil zetten, met eerder onconventionele methodes.

Het verhaal is vaak grappig en hilarisch, vooral als hij zijn buurt beschrijft, en de opvoeding die hij van zijn vader, een psycholoog, kreeg.

Twee typische maar wel vrij lange voorbeelden:

 

Aan bomen gespijkerde wagenwielen in de voortuin geven de rachachtige huizen een vleugje pioniersauthenticiteit dat in tegenspraak is met alle ramen, portieken en hondenluiken met meer tralies en hangsloten dan een gevangeniskantine. Bejaarden en achtjarigen die alles al hebben gezien zitten op de veranda’s voor de huizen op gammele tuinstoelen met een stiletto stokjes te slijpen en te wachten tot er iets gebeurt.

Ze hoeven nooit lang te wachten.

 

Daarom moest ik op de drukste kruising in de buurt gaan staan met broekzakken die uitpuilden van de dollarbiljetten, de nieuwste, blinkendste elektronische gadgets in mijn gehoorgangen gepropt, een zware gouden hiphopketting om mijn nek en raadselachtig genoeg een stel op maat gemaakte Honda Civic-automatten als de theedoek van een ober over mijn onderarm gedrapeerd. Terwijl de tranen over mijn wangen stroomden, werd ik beroofd door mijn eigen vader. Hij sloeg me tegen de grond voor de ogen van een menigte toeschouwers, die niet lang toeschouwer bleven. De overval was nog geen twee stompen in mijn gezicht gevorderd of de mensen schoten niet mij, maar mijn vader te hulp. Ze hielpen hem mij een pak op mijn lazer te geven en voerden vrolijk vliegende elleboogstoten en televisieworstelgrepen uit. Eén vrouw hield me in een geslaagde en achteraf bezien genadige wurggreep. Toen ik weer bijkwam en mijn vader haar en de andere aanvallers – nog steeds bezweet en met zwoegende boezem van hun altruïstische inspanningen – zag ondervragen, stelde ik me voor dat mijn hoge gegil en hun waanzinnige gelach nog steeds in hun oren nagalmde, net als in de mijne.

‘Hoe tevreden was u over uw onzelfzuchtige daad?’

Helemaal niet Enigszins tevreden Zeer tevreden

1          2         3         4         5

Op de terugweg naar huis legde mijn vader een troostende arm om mijn pijnlijke schouders en betoogde dat hij geen rekening had gehouden met het ‘kuddegedrag’.”

 

Maar, zoals zo vaak bij boeken van schrijvers uit de VS, is het verhaal ook zo uitgesponnen met niet ter zake doende details, voorgekauwd, uitgelegd zodat werkelijk iedereen het toch maar zal snappen… en dat irriteert mij.

Een voorbeeld:

Ik vind Betty Boop leuk. Ze heeft een lekker lijfje. Ze is een vrije geest, houdt van jazz en kennelijk ook van opium, want in een hallucinatoir filmpje, ‘Ups and Downs’, veilt de maan de in crisis verkerende aarde aan de andere planeten. Saturnus, een oud bebrild Joods hemellichaam, compleet met slechte tanden en een zwaar Jiddisch accent, wint en verkneukelt zich. ‘Iek heppum. Iek heppum der ganse vereld,mein Gott,’ zegt hij begerig handenwrijvend voordat hij de zwaartekracht uit de kern van de aarde verwijdert. Het is 1932en de metaforische Jood van Max Fleischer maakte een toch al chaotische wereldsituatie alleen maar erger. Niet dat het Betty wat kan schelen, want in een wereld waar katten en koeien vliegen en de regen omhoogvalt, is je eerste prioriteit ervoor te zorgen dat de rand van je rok niet ten hemel vaart en je strakke slipje blootgeeft. En wie zal zeggen of Miss Boop niet bij de stam hoort? In de zestig minuten die volgen slaagt een stel dronken Native Americans met afgezakte veren er niet in het konijn van Warner Bros. te vangen, laat staan te assimileren. Een Mexicaanse muis probeert de gringopoes te slim af te zijn, zodat hij over de grens kan glippen om queso te pikken. Een schijnbaar eindeloze stoet Afro-Amerikaanse katten, kraaien, kikkers, dienstmeiden, dobbelaars, katoenplukkers en kannibalen speelt komische Looney Tunes-figuren met krakende stemmetjes bij de klanken van ‘Swanee River’ en ‘Jungle Nights in Harlem’ vanDuke Ellington. Af en toe verandert een pistoolschot of dynamietexplosie een theoretisch wit personage als Porgy Pig in een buskruitkleurige negerzanger. Hem wordt een erenikkerstatus verleend, waardoor hij bij de aftiteling straffeloos vrolijke melodietjes als ‘Camptown Races’ kan zingen.  “

En zo gaat het nog een enkele alinea’s verder. Niet grappig, niet relevant.

 

Er staan ook erg veel woorden en verwijzingen in die enkel door insiders worden begrepen: Keystone Negroes, homie, een Amerikaanse Pangloss, de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget, fixies, oftalmopathie, hermeneutiek, lykantropisch, de California rolling stop, popo, Annemaria Koekoek… en een voor Europeanen erge fout: Oradour-dur Vayres in plaats van Oradour-sur-Glane als plaats van het door de SS aangerichte bloedbad in 1944.

 

Dus wat mij betreft, kort samengevat: de auteur is grappig, kan goed schrijven maar niet goed doseren.

 

Waterland – Graham Swift

 

Ik las dit boek een 20-tal jaren geleden en ik weet nog dat ik het toen een erg goed boek vond.

Maar wat kunnen herinneringen bedriegen, want ik dacht dat het enkel handelde over een brouwerij in Engeland.

Dit boek is zoveel meer!

Het vertelt inderdaad de geschiedenis van een brouwersfamilie, de Atkinsons, maar hiernaast ook het verhaal van Tom Crick, van zijn broer Dick, zijn vader Henry, zijn moeder Helen Atkinson, zijn vrouw Mary Metcalf.

Als lezer krijg je het hele verhaal te horen van Tom, die het als 53-jarige geschiedenisleraar aan zijn leerlingen vertelt.

Het boek gaat over geschiedenis, zowel de algemene als de persoonlijke. En over verhalen vertellen, over familiegeheimen, schuld en boete, en over liefde en machteloosheid.

En het beschrijft tussendoor in een prachtige, beeldende taal het landschap waardoor de niet bestaande rivier de Leem stroomt die in de echte rivier de Great Ouse uitmondt, in East Anglia.

 

“Mary - waar je ook bent, nu je weg bent, nog wel hier maar weg, ergens in jezelf, nu je bent opgehouden en al wat er voor een ander overblijft je verhaal is - weet je nog (heb je nog érgens weet van?) dat we eens in de romp van de oude molen aan de Hockwell Lode lagen en dat de vlakke, lege Fens overal om ons heen ook een miraculeus land werden, een toneel vol verwachting waarop magische dingen konden gebeuren? Weet je nog dat we opkeken naar de hemel, in de blauwe leegte, en dat uit de hemel (want ik heb je gezegd: mijn primitieve gelovigheid voor jouw katholieke verfijning) God op ons neerkeek; dat hij het dak van ons provisorische liefdesnestje lichtte en wij dat best vonden? Dat niemand anders ons kon zien in ons molenprieel maar Hij wel; en wij het van Hem toelieten?”

 

Ik herlees enkel boeken in functie van één van de leesgroepen waarvan ik lid ben. En het komt zelden voor dat ik bij een tweede lezing van een boek nog steeds op dezelfde manier getroffen wordt als bij de eerste keer. Maar bij dit boek was het wel het geval.

Ik ben heel erg blij dat ik het opnieuw las!

(Lili)

 

Gustav & Anton – Rose Tremain

 

Gustav is een jongetje dat alleen woont met zijn moeder in een klein stadje in Zwitserland, net na de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader is overleden toen hij klein was en van zijn moeder krijgt hij noch veel liefde, noch veel aandacht. In de kleuterschool wordt hem gevraagd zich over een nieuw klasgenootje te ontfermen, Anton. Anton komt uit de stad en heeft het moeilijk. Er ontstaat een levenslange vriendschap tussen de twee jongens. En dat verhaal wordt verteld in dit boek.

Het eerste deel, dat gaat over de twee vrienden als ze nog kleine kinderen zijn, vond ik heel erg mooi en ontroerend beschreven.

“Hij leerde zichzelf aan om te lachen. Lachen had iets weg van huilen. Het was een rare stuip, alleen uit een ander deel van je hersenen. De truc was om het huilen daar weg te jagen en het lachen binnen te laten. En zo krabbelde hij weer overeind en ging lachend door.”

Daarna zakt het niveau volgens mij wel. Tenminste het kon mij niet meer in dezelfde mate raken.

Boeiend is wel dat je via het verhaal meer verneemt over de neutraliteit van Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog, en over de toch wel hypocriete houding tegenover de uit Duitsland afkomstige Joodse vluchteling die het land proberen binnen te komen.

Het eerste deel zou ik wel 4 sterren geven maar in zijn geheel slechts 3. De superlatieven waarmee o.a. The Guardian het boek overlaadt zijn voor mij dan ook wat overdreven.

Geen hoogvlieger maar toch een aangenaam boek om te lezen.

 

Het bleekblauwe handschrift van een vrouw – Franz Werfel

 

We hebben wel allemaal gehoord over Schwob, niet de voormalige gelijknamige Franse auteur, maar het gelijknamige initiatief om oudere onbekende werken terug onder de aandacht te brengen “Er zijn belangrijke boeken die we niet kennen, waar we niets over horen of lezen, die niet verkrijgbaar zijn in het Nederlands. Schwob.nl is een website voor deze vergeten of onontdekte boeken.”

 

Eén van deze boeken is “Het bleekblauwe handschrift van een vrouw” van Franz Werfel.

Het verhaal speelt zich af in Wenen midden jaren 30 van de vorige eeuw. De hoofdpersoon Leonidas, is een succesvolle hoge ambtenaar, gehuwd met een 11 jaar jongere vrouw uit de hoogste en rijkste klasse in Oostenrijk. Hijzelf was nochtans maar een arme student. Tot hij een rokkostuum erfde van een Joodse medestudent die zelfmoord pleegde. Dank zij deze macabere erfenis slaagde hij er in zich te doen opmerken in de betere milieus, waar hij ook zijn toekomstige echtgenote ontmoet. Dankzij zijn charme, zijn feilloze imitatie van de mensen uit de hogere klasse, zijn aanvoelen van machinaties, klimt hij snel hoog op in de ambtenarij, en dit zonder het geld van zijn vrouw te gebruiken.

Op zijn 50e verjaardag zit er tussen de vele felicitaties een brief van een (Joodse) vrouw met wie hij ooit een affaire had. Zij doet een beroep op hem om zich over een Joodse jongen te ontfermen en er voor te zorgen dat hij een gymnasium kan bezoeken, iets wat voor een jongen van Joodse komaf in die tijd en omgeving niet zo vanzelfsprekend was.

Leonidas vreest dat zijn zorgvuldig opgebouwde leven in gevaar komt.

Het boek geeft een goede kijk op de kleine kantjes van de hoofdpersoon. Hij is niet erg eerlijk, kijkt neer op vele anderen, bedekt zijn eigen fouten met de mantel der liefde maar hij kan hard zijn voor anderen. En enig antisemitisme is hem ook niet vreemd.

Over het verwerven van het rokkostuum: “Het gaat er bijna als in een spookje aan toe, want precies deze staatsiekledij wordt bepalend voor de levensweg van onze student. De eigenaar van de rok was een ‘intellectuele Israëliet’. (Dat is ook de voorzichtige naam die de fijnbesnaarde Leonidas hem in gedachten geeft, afkerig als hij is van elke al te onverbloemde verwoording van pijnlijke feiten). Die mensen hadden het destijds overigens zo goed, dat ze zich een dergelijk luxueus zelfmoordmotief als filosofische weltschmerz zonder meer konden veroorloven.”

Ook de tijdsgeest in het Oostenrijk van die tijd, nog voor de aansluiting bij het Duitsland van Hitler, komt goed uit de verf.

Het verhaal is chronologisch geschreven, met enige flashbacks, in een vrij eenvoudige taal met een dosis ironie.

Franz Werfel werd in 1890 in Praag geboren. Hij was in zijn tijd een bekend schrijver. In 1929 huwde hij de 11 jaar oudere Alma Mahler. Het echtpaar ontvluchte in dat jaar Oostenrijk en slaagde er in via Frankrijk en Spanje de VS te bereiken. Hier overleed de auteur in 1945.

Werfel schreef dit boekeind jaren 30 toen hij al in de VS woonde. Het verscheen in 1941 onder de titel “Eine blassblaue Frauenschrift “.

Het verscheen in 2016 in een Nederlandse vertaling van Marc Rummens, die ook het voorwoord schreef, bij de Belgische uitgeverij Vrijdag.

 

De ondergrondse spoorweg – Colson Whitehead

 

Colson Whitehead vertelt over de gruwel die de zwarte slaven in de VS ondergingen, en dan voornamelijk in de zuidelijke staten.

Cora is een jonge slavin op een katoenplantage in Georgia. Haar moeder Mabel verdween toen ze nog een kind was, één van de weinigen die blijkbaar konden ontsnappen zonder teruggehaald te worden. Haar meester en de opzichters zijn ontzettend wreed. Hard werken en weinig eten, amper tijd om eens uit te rusten zijn het deel van de zwarte slaven. Voor het minste worden ze bloedig afgeranseld. Als op een dag een nieuwe slaaf Caesar op de plantage komt, wil die samen met Cora ontsnappen, via “de ondergrondse spoorweg”. In werkelijkheid was dit een wijd vertakt netwerk van vluchthuizen maar de auteur heeft er in dit boek een echte ondergrondse spoorweg van gemaakt.

Cora en Caesar komen in verschillende andere staten terecht maar de slavenjagers, en in het bijzonder de onverbiddelijke Ridgeway blijft hen op de hielen zitten.

Cora opsporen en terugbrengen lijkt voor hem wel een levensdoel geworden!

Het is onvoorstelbaar welk een wrede behandeling de slaven te beurt valt en in het bijzonder zij die het waagden te ontsnappen. In de ene staat is die behandeling nog gruwelijker dan de andere.

De eerste Afrikaanse slaven werden begin 17e eeuw naar Amerika gevoerd. Dit verhaal speelt zich af aan het begin van de 19e eeuw, toen er in het noorden van de VS al een goed georganiseerde beweging van abolitionisten was, blanken die streden voor de afschaffing van de slavernij.

Ik heb dit boek geboeid maar met stijgende ontzetting gelezen. Ik schaam me om te zeggen dat ik niet wist hoe onmenselijk de behandeling van de zwarte slaven wel was. Zij waren voor sommigen blanken nog minder dan beesten, net als de oorspronkelijke bewoners van het continent overigens. “Gestolen lichamen die gestolen land bewerkten”.

Zij waren voorwerpen met een economische waarde, een ding maar geen mens.

“In Amerika was het rare dat mensen ook dingen waren. In een oude man die de overtocht niet zou overleven kon men maar beter geen cent meer steken. Een jonge dekhengst uit een sterke stam deed klanten watertanden. Een slavenmeisje dat achter elkaar kleintjes wierp was een goudmijn, een investering die loonde. Als je een ding was – een kar, een paard of een slaaf – bepaalde je waarde je mogelijkheden.

Toch werd de rijkdom van de Verenigde Staten opgebouwd op hun ruggen. Zonder de gratis arbeid van al deze in slavernij gedwongen mensen zou het land nooit zo welvarend geworden zijn!

Een echte aanrader voor mensen die willen weten hoe hard we soms voor elkaar kunnen zijn.

En ook voor mensen die denken dat wij onze welvaart allemaal aan onszelf te danken hebben!

Hieronder een link naar een Engelstalige site met de geschiedenis van de slavernij in Amerika en een uitstekende en boeiende recensie in Tzum van Koen Schouwenburg.

 

Colson Whitehead – De ondergrondse spoorweg. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Uitgegeven in januari 2017 bij Atlas Contact, Amsterdam,

 

http://www.history.com/topics/black-history/slavery

http://www.tzum.info/2016/10/recensie-colson-whitehead-the-underground-railroad/

 

Tony & Susan - Austin Wright

 

Susan is al een aantal jaren getrouwd met Arnold. Ze hebben 3 kinderen. Voor Arnold was ze gehuwd met Edward.

Op een dag krijgt ze een brief van Edward. Hij vraagt haar om het manuscript van zijn pas geschreven roman te willen nalezen. Hij is benieuwd naar haar mening en haar eventuele kritiek.

Het is kersttijd, Arnold is op reis voor zijn werk, en Susan is alleen thuis met de kinderen. Ze begint het manuscript te lezen. Het verhaal dat er in verteld wordt en dat helemaal in het boek wordt overgenomen, gaat over Tony die per auto met zijn vrouw en dochter onderweg is naar hun vakantiehuisje in Maine. Onderweg worden ze lastig gevallen en aan de kant gedwongen door 3 ongure kerels.

Het verhaal van Tony is erg spannend en boeiend. Als het dan onderbroken wordt door de gedachten, belevenissen en zorgen van Susan is dat storend en heel wat minder interessant. Susan is bang, voelt een dreiging, maar dat wordt nergens concreet gemaakt. Ze is bang voor ontrouw van haar man. Ze wil haar gezin ten koste van alles in stand houden. Ze vraagt zich af of Edward haar met het manuscript iets duidelijk wil maken. Dit deel van het verhaal kon me dus veel minder boeien.

Conclusie: voor mij een spannend en onderhoudend (vakantie)boek, maar sla het verhaal van Susan over en beperk je tot Tony.

Het boek werd eerder al in het Nederlands uitgegeven onder de titel ‘”Het schreeuwen van de nacht”.

 

Hillbilly Elegy" van J.D. Vance.

 

Dit boek wordt gepromoot als een eye-opener: "a great insight into Trump and Brexit".

Wel dat was het voor mij niet.

Wat is het dan wel: een boeiende autobiografie van een jonge man die, ondanks alle armoede, ondanks zijn achtergrond, zijn familiegeschiedenis en zijn omgeving, er toch in slaagt zijn droom waar te maken.

De familie van de auteur is afkomstig uit de Appalachen (ook het decor van "Terug in Amerika" van Bill Bryson), met name het zuidelijke gedeelte er van. De (blanke) inwoners daar noemt men hillbillies. Er is veel armoede, werkloosheid, geweld, drank-en drugsmisbruik, tienerzwangerschappen, scheidingen... Weinigen komen er van los. Maar J.D. Vance gelukkig wel, dankzij zijn grootouders, waar hij steeds op kon terugvallen. Ik vond het dus veel meer een persoonlijk document dan een politiek of sociologisch. Maar wel boeiend.

Een vaak bijzonder triest en hard verhaal!

Ik schrok ook best van sommige stellingen van Vance. Zo laat hij vaak horen dat het toch grotendeels je eigen schuld is als je niet slaagt in je leven, als je geen werk vindt.

Ik ken niet genoeg van de economische toestand in de verschillende staten van de VS. Net als in Europa, maar dan al vroeger, zijn de oude industrieën naar lagere loonlanden vertrokken met veel werkloosheid als gevolg. Welke staten hierdoor het hardst werden getroffen, weet ik niet. Moet ik eens opzoeken.

Maar anderzijds heeft hij toch ook vaak mededogen, en realiseert hij zich dat ook hij niet zo gemakkelijk van zijn verleden loskomt, dat het sporen heeft nagelaten die wellicht nooit meer verdwijnen. Toch een mooi verhaal ondanks zijn politieke ideeën waarin ik me minder kan vinden.

 

Schaduwkind – P.F. Thomèse

 

Van al de boeken die ik las over het verlies van een kind, vond ik dit met voorsprong het beste.

Het is zo poëtisch en gevoelig geschreven zonder melodramatisch te zijn of vol van zelfbeklag, hoewel dat best kan of mag natuurlijk. Een kind verliezen is zo wat van het ergste dat er is denk ik.

Het boek telt amper 110 bladzijden maar elke zin is even prachtig, laat het schrijnende verdriet voelen dat de schrijver en zijn vrouw ondergingen toen ze hun kleine dochtertje Isa verloren.

 

“Elke dag drijven we verder van haar af, elke stap die we zetten is er een van haar vandaan. Verder leven betekent verder, steeds verder van haar af. We zetten ons schrap tegen de dagen maar de dagen zien ons niet staan.”

 

Het is geen chronologisch verslag van wat er gebeurde maar meer de gedachten die opkomen terwijl de schrijver het verdriet een plaats tracht te geven. Hij vertelt van de grote blijdschap toen het kindje werd geboren, de verliefdheid van de ouders op hun dochtertje, het ongeloof als ze ernstig ziek wordt, de pijn als ze haar dode lichaampje in de armen houden, het niet te vatten verdriet dat daarop volgde, de woede op andere mensen die gewoon doorgaan met leven...

 

“Dit is het dus, werd er in mij gedacht. Dit is het ergste wat mij kon overkomen en het is nu aan het gebeuren. Daar achter me gaat ons kind nu dood. Straks is ze voor altijd weg. Ik wist het, maar ik voelde het niet. Ik voelde helemaal niks meer. Een steen was ik geworden, ik kon alleen nog breken.”

 

Een werkelijk prachtig en aangrijpend boek over rouw en hoe Thomèse die al schrijvend trachtte te verwerken.

 

“Schaduwkind” verscheen in 2005 bij Uitgeverij Contact.

 

 

De klerk Bartleby – Herman Melville

 

Wie durft er zeggen dat oude boeken niet meer te genieten zijn?

“De klerk Bartleby” werd door Herman Melville, auteur van “Moby Dick”, geschreven in 1853, dus meer dan 150 jaar geleden.

Dit boek verscheen in 2016 bij Athenaeum – Polak & Van Gennep Amsterdam in een nieuwe vertaling van Rosalien Van Witsen.

Bartleby is de nieuwe klerk in het kantoor van een advocaat. Hij heeft al twee klerken in dienst maar het werk neemt toe en Bartleby vervoegt hun rangen. Het is een eigenaardige en teruggetrokken figuur. Hij werkt hard, lang en nauwgezet, lijkt het kantoor niet te verlaten. Maar op een gegeven ogenblik weigert hij te helpen bij het nalezen van opgestelde teksten, wat nochtans tot zijn taken behoort. Zijn baas is zo perplex dat hij niet ingrijpt. En het blijft niet bij de ene weigering. Er volgen er nog andere, en dat brengt natuurlijk ergernis onder de collega’s teweeg.

De situatie loopt zo uit de hand dat Bartleby aan de deur moet worden gezet, maar dat is niet zo gemakkelijk.

 

Zo introduceert de werkgever van Bartleby zichzelf: “In de eerste plaats ben ik een man die er van jongs af aan heilig van overtuigd is dat de gemakkelijkste manier van leven de beste is. En daarom heb ik, hoewel ik een beroep uitoefen dat spreekwoordelijk dynamisch en zenuwslopend is, soms zelfs turbulent, nooit toegelaten dat dit ook maar enige inbreuk maakte op mijn rust. Ik ben zo’n advocaat zonder ambities die zich nooit tot een jury richt of op enigerlei wijze de bijval van het publiek uitlokt, maar die, teruggetrokken in de koele kalmte van een behaaglijk oord, ontspannen de contracten, hypotheken en eigendomsakten van rijke mensen regelt. Iedereen die me kent beschouwt me als een uiterst betrouwbaar man.”

 

Het is een verhaal van amper 86 bladzijdes, dat tegelijkertijd grappig maar ook intriest is. Want Bartleby is een tragische figuur.

 

Het nawoord van de vertaalster is ook heel erg boeiend. Hieruit blijken veel overeenkomsten tussen Bartleby en Herman Melville. En ook dat verhaal is vrij triest.

 

Maar laat je door het trieste vooral niet tegenhouden om deze novelle te lezen!

 

Inham - Cynan Jones

 

Dit is het laatste boek dat ik in 2016 las.

Slechts 100 bladzijdes telt het, maar wat een verrassing.

 

Een man gaat met zijn kajak op zee om de assen van zijn vader daar uit te strooien. Hij komt echter in een onverwachte storm terecht.

Je moet je niet aan een gewoon verhaal verwachten. Wat er in de man omgaat als hij het water op gaat, als hij in de storm terecht komt, als hij zich tracht te redden, wordt wel verteld. Maar het is de manier waarop dat wordt weergegeven, de prachtige en unieke taal en vorm, die dit boekje zo bijzonder maakt. Ik heb er geen woorden voor.

Het boek bestaat uit drie delen. Eerst een paar blz. die een situatie op het strand gaan. Deel 1 dan gaat over de man in zijn kajak tot de storm losbreekt, en deel twee vertelt wat er na de storm met hem gebeurt. Al de delen bestaan uit heel korte alinea's, door twee of meer witregels van elkaar gescheiden. Af en toe staan er een paar cursieve alinea's tussen die niet over de man gaan maar over de opbouw van de storm of over een jongetje op het strand dat de man ziet door een verrekijker.

 

Een kort fragment om jullie een idee te geven:

 

Als hij het nog een keer probeert is het alsof het oog zijn gezicht verlaat en hem voorbijdwarrelt. Een vlinder.

 

Hij heeft even nodig om scherp te zien, om er in te geloven. Was vergeten dat er ander leven is. Het zwiert om hem heen.

 

Hij kan niet geloven dat iets zo kleins, breekbaars, helemaal hier is. Iets wat niet op het water kan landen. Hoe ver zijn we uit de kust? De vlinder strijkt neer op de felle letters van de boot. Hij kijkt toe hoe hij de vleugels opent en sluit in de zon. Opent en sluit zijn goede hand.

 

Ik zou het verschil kunnen betekenen. Ik zou, hier buiten, het stomme toeval kunnen zijn dat hem redt. (Gelooft hij in toeval? Hij weet het niet meer. Nu denkt hij van wel.) Hij moet bij me blijven. Ik moet hem terugbrengen.

 

Hij tast omhoog en schraapt het zout van zijn gesloten ooglid, pulkt aan de harde kristallen. Hij maakt zijn hand nat in het water, moet knipperen van het prikken als hij zijn oog dept.

 

Als hij weer scherp ziet is de vlinder weg. Een fractie van een seconde denkt hij weer dat het zijn oog was, dan ziet hij hem, terwijl hij over het water wegvliegt. Alsof iets hem verlaat.”

 

Ik realiseer me echter dat het met dit fragment helemaal niet duidelijk wordt wat een boek dit is.

Daarvoor moet je het lezen en nog meer beleven en ondergaan.

Wie “Inham” niet leest, weet niet wat hij/zij mist!

 

De auteur Cynan Jones werd in 1975 in Wales geboren.

Eerder verscheen van hem in een Nederlandse vertaling zijn in 2015 gepubliceerde roman “De burcht”.

“De inham”, oorspronkelijke titel “The cove”, verscheen in 2016 bij Koppernik in een vertaling van Jona Hoek.

 

“Badenheim 1939” – Aharon Appelfeld

 

Een beetje een chaotische maar beklijvende roman.

In het Oostenrijkse stadje Badenheim is het volop lente en de eerste vakantiegasten arriveren in het plaatselijke hotel. Ook de organisator van het jaarlijkse muziekfestival is er al, druk doende de uitgenodigde zangers en muzikanten naar Badenheim te krijgen.

De lente gaat over in de zomer en het wordt druk.

Maar het is geen vakantie als anders. De mensen van de "Sanitaire dienst" komen namelijk opdagen. Wat hun taak juist is, is niet duidelijk. Ze inspecteren gebouwen. En dan wordt gevraagd aan alle Joodse gasten en inwoners om zich laten registreren. Hen wacht een mooie nieuwe toekomst in Polen. Velen van hen zijn uit dat land afkomstig en ze zijn opgetogen met het vooruitzicht terug te kunnen gaan. Maar uiteraard is niet iedereen hier blij mee. Een paar mensen zijn toch ook wantrouwig en bang, zeker nadat het water in het zwembad wordt afgesloten, het postkantoor dicht gaat en de poorten van het stadje worden gesloten. En als de herfst aanbreekt en er bijna geen voedselvoorraad meer is, dan komt eindelijk het bevel tot vertrek.

Het boek bestaat uit 35 korte hoofdstukken, met veel weer- en natuurbeschrijvingen, goede weergave ook van de interactie tussen de verschillende personages, de weerzin die Oostenrijkse Joden voelen tegenover hun lotgenoten die uit het Oosten afstammen, de “Ostjude”, maar ook de onderlinge zorg.

Het naïeve enthousiasme echter van hen die vol vertrouwen op pad willen gaan, maakt het verhaal voor de lezer wel erg schrijnend. Want die weet wat er de Joden in Polen te wachten staat!

Bijzonder boek dat, eens te meer en zonder expliciet te zijn, laat zien wat mensen elkaar kunnen aandoen op grond van een geloof of een overtuiging.

Aharon Appelfeld werd in 1932 geboren in Cernowice, in het huidige Oekraïne, vroeger het koninkrijk Roemenië. Zijn moeder werd omgebracht door de Einzatzgruppen die op zoek naar joden waren, toen hij 9 jaar was. Hij werd met zijn vader op transport naar een concentratiekamp gesteld maar Aharon kon ontsnappen en hij hield zich verschillende jaren schuil. Na de oorlog verbleef hij in een vluchtelingenkamp in Italië waarna hij in 1946 naar Palestina verhuisde. Daar vond hij na jaren zijn vader terug. Hij had geen scholing gehad maar hij studeerde achteraf in Israël. Hij schreef meerdere romans, een autobiografie en ook non-fictie en hij won verschillende prijzen.

“Badenheim 1939” verscheen in 1978. Het werd in 1983 eerst in het Nederlands uitgegeven in een vertaling vanuit het Engels.

De editie die ik las verscheen in 2007 bij Anthos Amsterdam en uit het Hebreeuws vertaald door Kees Meiling.

 

De zwemmer - Zsuzsa Bank

 

"De zwemmer" vertelt het verhaal van Katalin en haar broertje Isti.

Het is 1956 in Hongarije, waar toen een grote volksopstand uitbrak tegen het regime.

Hun moeder heeft hen verlaten en ze is met een vriendin naar het Westen gevlucht.

Maar dat weten de kinderen aanvankelijk niet. Hun vader vertelt hen dat moeder op reis is en spoedig terugkomt.

De vader is door verdriet totaal van slag en bekommert zich niet veel om de kinderen. Zij kunnen maar niet begrijpen waarom hun moeder zo plots en zonder iets te zeggen vertrok. Voor Isti, de jongste, heeft het heel moeilijk en Katalin is om hem bekommerd.

"Moeder had destijds geen afscheid van ons genomen. Ze was naar het station gegaan zoals ze zo vaak deed. Ze was in een trein gestapt, richting westen, richting Wenen. Hoe zelden er treinen van ons station in de richting van Wenen reden wist ik. Moeder moet lang hebben gewacht. Ze had genoeg tijd gehad om van gedachten te veranderen. Om terug te komen. Om ons gedag te zeggen. Om nog een keer naar ons te kijken."

 

Als duidelijk wordt dat hun moeder niet zal terugkeren, vat de vader het plan op om bij zijn moeder in het oosten van het land te gaan wonen met de kinderen, 3 dagreizen ver per trein.

Hij verkoopt en het huis en de inboedel en ze vertrekken. Maar onderweg blijven ze op verschillende plaatsen bij familieleden hangen, voor korte of voor langere duur.

Katalin en Isti hebben geen thuis meer al is er op alle plaatsen waar ze verblijven wel iemand die hen liefdevol opvangt.

Voor Isti is het heel erg zwaar en Katalin is erg bang om ook hem te verliezen. Ze houdt hem dan ook voordurend in het oog.

"Sinds de herfst dat moeder in een trein was gestapt, sinds Isti uren- en dagenlang in zijn schemertoestand op bed lag, sinds hij was begonnen dingen zonder geluid te horen, was ik bang dat hem iets zou overkomen, en die angst raakte ik niet meer kwijt."

 

Als ze samen een langere tijd bij familie aan een groot meer verblijven, geeft hen dat toch terug wat houvast. Isti leert er zwemmen en hij is niet meer van het water weg te slaan. Water en zwemmen worden de belangrijkste factoren in zijn leven.

Maar ook daar moeten ze na verloop van tijd weer weg...

 

Het verhaal wordt door Katalin verteld, in de ik-vorm, in eenvoudige zinnen, helemaal niet melodramatisch maar gewoon vanuit de gedachtenwereld van een kind. Maar net daarom is het verdriet en de ontreddering van de kinderen zo duidelijk.

Het is ook een traag verhaal, de tijd die verloopt is voor de lezer, net als voor Katalin, niet erg duidelijk afgescheiden. De dagen gaan voorbij, de seizoenen volgen elkaar op. En moeder blijft weg...

 

Het boek begint in 1956 bij de Hongaarse opstand en eindigt in 1965 bij de Praagse Lente maar deze politieke gebeurtenissen komen niet expliciet aan bod. Wel worden de leefomstandigheden van de Hongaarse vluchtelingen in het Westen zijdelings beschreven.

 

Een prachtig geschreven boek!

 

Deze roman was het debuut van de in Duitsland wonende schrijfster van Hongaarse afkomst Zsuzsa Bank.

Het verscheen oorspronkelijk in Duitsland in 2003 onder de titel "Der Schwimmer" en het won verschillende prijzen.

 

 

De kust – Sara Taylor

 

Dit debuut van de Amerikaanse schrijfster Sara Taylor bestaat uit 13 hoofdstukken. Elk hoofdstuk vertelt een verhaal, en elk verhaal heeft verschillende vertellers en hoofdpersonen. Die hebben wel op een of andere manier met elkaar te maken, omwille van hun afstamming maar vooral omwille van hun woon- of geboorteplaats, de Kust.

De Kust is de naam die gegeven wordt aan enkele eilandjes voor de kust van Virginia.

De verhalen bestrijken de periode van 1876 tot 2143. Ze worden niet chronologisch verteld.

Het eerste speelt in 1995 en gaat over de twee zusjes Chloë en Renee. Hun moeder is op een dag verdwenen en nu wonen ze alleen met hun agressieve en verslaafde vader in een klein houten huisje dicht bij de zee. Chloë voelt zich verantwoordelijk voor haar zusje en wil haar ten koste van alles beschermen. Ze zorgt er ook voor dat ze wat te eten hebben, bijvoorbeeld door krabben te vangen, want geld is er niet. Dit verhaal is schrijnend en de angsten die de meisjes moeten doorstaan grijpen je als lezer naar de keel.

“Als het nieuws van de moord bekend wordt, ben ik in Matthew’s om kippennekken te kopen, zodat mijn zusje Renee en ik krabben kunnen gaan vangen. Qua eten is er niet veel in huis, maar we hebben een dollar en drieënzestig cent aan kleingeld gevonden en besloten dat gratis krab ons voor dat geld het meeste eten zou opleveren. Normaal gebruiken we spekreepjes als aas, maar die hebben we al opgegeten.”, Zo begint dit verhaal, waarvan ik erg onder de indruk was toen ik het uit had.

Er is ook de geschiedenis van Bo en Ellie, de ouders van Chloë en Renee dat zich afspeelt in 1984. Ook dat is hard en aangrijpend goed geschreven.

Maar niet alle verhalen maakten dezelfde indruk op me. Ik had wat problemen als het ging over mensen die wind, stormen en regen kunnen oproepen, maar dat is iets persoonlijks. Ik hou niet van magische verhalen.

Ook de twee verhalen die in de toekomst spelen konden me niet erg bekoren, vooral niet het laatste uit 2143 dat ik te breed uitgesponnen vond en vergezocht.

Er komt nogal wat geweld in het boek voor. Vooral de mannen hebben losse handjes maar ook de vrouwen laten zich niet onbetuigd. De details van al dat geweld zijn vaak gruwelijk.

De beschrijvingen van landschappen en natuur, van gedragingen van mensen, zijn erg gedetailleerd en beeldend beschreven.

De relatie die er tussen de verschillende personen in verleden en toekomst is, is niet altijd erg duidelijk maar vooraan in het boek staan twee stambomen waarnaar je als lezer kan teruggrijpen. Je kan de verhalen echter ook lezen zonder je hierin te verdiepen.

Het was me echter niet heel duidelijk wat nu het thema van dit boek of van deze verhalen was. Overleving misschien, standhouden? Dat zal er wel het dichtst bij zitten: hoe overleeft iemand het als hem of haar erge dingen overkomen of worden aangedaan.

Ik ben dus niet onverdeeld positief over dit boek. Sara Taylor kan wel schrijven, dat is duidelijk, maar aan “De kust” had toch nog iets mogen geschaafd worden.

Toch kijk ik uit naar haar volgende roman die in het voorjaar van 2007 in het Nederlands wordt uitgegeven.

“De kust” werd in het Nederlands vertaald door Jan De Nijs en in 2016 uitgegeven bij Ambo/Anthos in Amsterdam.

 

De deur – Magda Szabo

 

De vertelster in dit boek is een schrijfster. Na een periode waarin zij (noodgedwongen) minder productief was, gaat zij, en ook haar man, nu terug volop aan de slag met schrijven. Om dit te kunnen hebben zij huishoudelijke hulp nodig. Emerence wordt hen aanbevolen door vrienden.

Emerence is al een oudere vrouw, en zij neemt niet het eerste het beste werk aan, maar wat zij doet doet ze grondig. Na een korte “keuring” is zij bereid om voor het echtpaar te komen werken.

Dit doet ze op haar manier. Ze komt wanneer het haar past, en dat kan op elk uur van de dag of de nacht zijn. Want zij heeft zoveel op haar schouders genomen: andere gezinnen, haar vriendinnen bijstaan, de stoepen alom sneeuwvrij houden…

Emerence is geen gemakkelijke vrouw. Haar houding tegenover de schrijfster, en ook tegenover anderen, is vaak op het randje van onbeschoft. Zij geeft ongezouten haar commentaar op alles wat haar goedkeuring niet wegdraagt. En zij verwacht dat dit van haar gepikt wordt, want ze schrikt ook niet terug van wat lichte chantage.

Haar woning is een ondoordringbare burcht. Niemand komt verder dan de hal. Hier ontvangt ze kennissen en buren. Maar de deur naar de woning blijft voor iedereen dicht.

Zowel Emerence als de schrijfster zijn gekwetste vrouwen, ze houden iedereen op afstand. Maar terwijl je bij Emerence er stilaan achter komt hoe dat zo is gekomen, weet je van het verleden van de schrijfster niets af.

Er is nog een derde hoofdpersoon in dit verhaal en dat is de hond die de schrijfster en haar man op een koude winteravond aantreffen in de sneeuw. Zij nemen hem mee naar huis, bang voor de reactie van Emerence. Maar die is meteen gek op het beestje en geeft het haar beste zorgen. Ze noemt hem, want het is een reu, Viola. Waarom ze die vrouwennaam kiest verneem je als lezer ook later.

Viola wordt ook een onvoorwaardelijke vriend van Emerence. Hij is haar hond, is ongelukkig als hij niet bij haar is, hij gehoorzaamt enkel haar.

Op een dag verdwijnt echter Emerence uit het straatbeeld. Zij die alles en iedereen aankon, wordt ziek. En ze wil van niemand hulp, niemand mag in haar woning komen. En uiteraard is iedereen bezorgd. Maar hoe kan je iemand helpen, die niet geholpen wil worden?

 

Dit verhaal zou deels autobiografisch zijn, vandaar misschien dat we niet meer te weten komen over het verleden van de vertelster dan dat haar moeder de enige was die dicht bij haar mocht komen. En later Emerence ook.

De verhouding tussen de twee vrouwen bracht me regelmatig van mijn stuk. Het raakte me wat de schrijfster allemaal nam van Emerence, maar ook hoe ze soms toch boos op de vrouw reageerde als ik het eigenlijk als lezer niet verwachtte.

Het boek leest wel vlot, al zijn er soms ellenlange zinnen. Veel stijlfiguren heb ik er niet in ontdekt, maar dat kan uiteraard aan mezelf liggen.

Voor mij was het een knap geschreven verhaal over de verhouding tussen twee vrouwen met hechtingsproblemen, met een toch wel erg triest en pijnlijk einde.

 

Vroeger las ik van Szabo al ‘Katalinstraat” dat ik moeilijker om te lezen vond, toen tenminste.

Magda Szabo werd in 1917 geboren in Hongarije en overleed er in 2007. Ze studeerde letteren. Ze was getrouwd met de schrijver Tibor Szobotka.

Met het boek” De deur”, verschenen in 1987 onder de titel “Az ajto”, won ze in 2004 de Prix Femina.

Het boek werd in 2012 verfilmd in een regie van de Hongaar Istvan Szabo met Helen Mirren in de rol van Emerence.

De versie die ik las is een heruitgave van het in 2002 bij uitgeverij Houtekiet verschenen boek, heruitgegeven in 2016 bij uitgeverij Prometheus.

 

Woesten - Kris Van Steenberge

 

Dit boek werd zo vaak bejubeld, dus ik wilde het ook wel eens lezen.

Waar gaat het over? Het verhaal speelt zich af begin 20e eeuw. Elisabeth is de dochter van een smid in Woesten, een West Vlaams dorpje. Ze is slim en weetgierig, maar tot haar groot verdriet mag ze niet naar de middelbare school van haar moeder. Mijnheer Funke, een vreemdeling in het dorp, leent haar boeken. Lezen hierin is haar grootste vreugde. Ze wordt verliefd op Hendrik, een knappe jongen uit een louche achterbuurt. Wanneer Hendrik wordt aangehouden en mijnheer Funke het dorp onverwacht verlaat, is Elisabeth haar levensvreugde kwijt. Tot ze op een gearrangeerd etentje kennis maakt met de jonge arts Guillaume. Zij trouwen nadat Elisabeth zwanger is. Guillaume vestigt zich als arts in Woesten. Maar bij haar bevalling blijkt dat ze niet enkel een gezonde jongen, Valentijn, op de wereld zet maar ook Nameloos, een lichamelijk ernstig beschadigde jongen. Dit drijft het echtpaar uit elkaar.

Het boek is in vijf delen onderverdeeld: Vleugels, Splinters, Geboden, Bevelen en Tweezaam.

In het eerste is Elisabeth aan het woord. Het tweede wordt verteld vanuit het perspectief van haar man Guillaume en het derde door Nameloos, het vierde door Valentijn en het vijfde afwisselend door de twee zonen.

Wat ik er van vond? Ik ga me weer eens niet populair maken vrees ik.

De eerste zinnen troffen mij onmiddellijk: “Was het de wind die haar naar hem toe liet lopen? Of gaf het lot haar een zetje? Hij stond onder een eenzame boom naast het bietenveld, in een lange jas gehuld, een grijze hoed op het hoofd, de rug naar haar toegekeerd. Ze twijfelde even tussen de preek van haar moeder, spreek zomaar geen vreemde mensen aan, en haar eigen nieuwsgierigheid, hij komt misschien wel uit de stad. Toen ze tot vlak bij hem genaderd was en hij zich omdraaide, zag ze pas wie het was. Mijnheer Funke. Geen vreemdeling dus. Hoewel.”

En aanvankelijk vond ik het heel goed. De schrijfstijl beviel me. Maar het verhaal! Het is al kommer en kwel wat de klok slaat en deed me denken aan de verhalen van Courths-Mahler die mijn grootmoeder vroeger las.

“Hij koterde en pookte ermee in haar onderbuik, meermaals, terwijl het zweet op zijn gezicht stond en hij hoogrood aanliep. Ze dacht even dat hij haar openreet, daar beneden. Een gruwelijke vloed van pijnscheuten golfde door haar bekken. Guillaume zette zich schrap en trok een tweede zoon op de wereld. Een deerlijk gehavend gezicht zat geklemd in de tang die hij vasthield. Tussen al het bloed was een afzichtelijke vervorming van het kaakbeen te zien. Er zat een donker gapend gat, lillend, vol slijmen en rood schuim, dat daar niet hoorde te zitten. De mond stond aan de rechterzijde in een vreemde hoek en daarboven duwde een purperrode lap wild vlees het oog – waarvan je alleen het wit zag, geen pupil – haast helemaal dicht.”

 

WAARSCHUWING

Tot hier toe bevat mijn recensie geen elementen uit het plot die ook niet elders zijn prijsgegeven. Hierna wel.

 

Nu heb ik geen afkeer van boeken met trieste of vreselijke verhalen maar ze moeten wel min of meer realistisch zijn. Hier heb je achtereenvolgens: Elisabeth die niet mag verder leren, Hendrik die door een andere vrouw wordt misbruikt en daardoor in de gevangenis belandt, de slechte moeder van Guillaume die hem niet meer wil ondersteunen, een zwaar lichamelijk gehandicapt kind, de plotse en onverwachte dood van de ouders van Elisabeth, de gewelddadige dood van de vader van Guillaume waar hij zich schuldig over voelt, zijn falen hierdoor om chirurg te worden, de misverstanden tussen het echtpaar, Guillaume die 2 keer beslist die misverstanden uit te praten en dan net op mannenbezoek bij Elisabeth stoot waardoor hij blijft zwijgen, Nameloos die niet kan praten maar eigenlijk heel slim is, de pastoor die zich aan Nameloos vergrijpt, Guillaume en mijnheer Funke die ten onrechte opgesloten worden voor moord op Elisabeth, de gruwelen op het slachtveld van de Eerste Wereldoorlog, Valentijn die zijn twee benen verliest, de wraak van Hendrik, de twee broers die door dokters kunnen geholpen worden hetgeen ze weigeren…

Dit was toch van het goede teveel voor mij!

Maar zoals gezegd, de stijl van de auteur is wel goed, zeker voor een debuutroman. Maar vooral naar het einde toe begon het me te vervelen en kreeg de afkeer van het kommer en kwel-verhaal jammer genoeg wel de bovenhand.

 

 

Sterven in de lente – Ralf Rothmann

 

Walter Urban is een 17-jarige leerling-melkknecht op een boerderij in het noorden van Duitsland. In februari 1945, als voor iedereen duidelijk is dat de nazi’s de oorlog gaan verliezen, wordt hij, samen met duizenden leeftijdsgenoten, gedwongen ingelijfd bij de Waffen-SS.

De methodes, die hierbij worden gebruikt, zijn erg brutaal. Zo worden op een avond, bij het verlaten van een bioscoop, alle jongens opgepakt en gedwongen gerekruteerd.

In het geval van Walter gebeurt het op een feest in het dorpscafé.

Hij heeft echter meer geluk dan zijn boezemvriend Fiete, want hij wordt als chauffeur ingezet en niet in de voorste linies van het front zoals de meeste anderen.

Op een erg beeldende manier beschrijft hij het verwoeste Duitsland, de door pervitine opgefokte soldaten, de wanhoop bij de meeste van die gewone jongens, die ook wel beseffen dat hun leven wordt geofferd voor iets wat toch op een catastrofe gaat aflopen.

Fiete wordt gewond aan de arm en verblijft in een hospitaal. Als de toestand aan het front nog hopelozer wordt voor Duitsland, besluit Hitler dat ook de gewonden opnieuw aan het front moeten worden ingezet. Dat is voor Fiete de reden om te deserteren.

Maar hij wordt opgepakt en ter dood veroordeeld.

Walter overleeft de oorlog. Hij keert terug naar de boerderij maar niets is meer als te voren.

Buiten het feit dat heel Duitsland één ruïne is, is ook het boerenleven, zoals dat voorheen was, er niet meer. De machines hebben het overgenomen van de mensen en Walter gaat uiteindelijk in de koolmijnen in het Ruhrgebied werken.

Het boek is opgezet als een raamvertelling. Het begint bij de zoon van Walter, een schrijver, die samen met zijn moeder aan het doodsbed van zijn vader zit. Het eindigt met de zoon die, na jaren, het graf van zijn ouders gaat zoeken op een kerkhof in de sneeuw.

Deze roman is deels autobiografisch want Ralf Rothman werd in 1953 in Schleswig geboren en hij groeide op in het Ruhrgebied waar zijn vader als mijnwerker aan de slag was. Nadat hij de school verliet werkte hij als bouwvakker, taxichauffeur, ziekenverzorger en kok. In 1976 verhuisde hij naar Berlijn na ook nog een tijd in Parijs te hebben doorgebracht.

Zijn eerste werk werd uitgegeven in 1984. Het was een dichtbundel. Zijn eerste roman, “Stier”, verscheen in 1993, en hiermee werd hij bij het grote publiek in Duitsland bekend. Er volgden nog 6 romans waarvan het in 2015 verschenen “Im Fruhling sterben” het laatste is. Sommige romans spelen zich af in het Ruhrgebied, andere in Berlijn. Hij publiceerde ook nog korte verhalenbundels. Zijn roman “Junges Licht” werd verfilmd.

Hij won 15 keer een prijs in Duitsland voor zijn werk en zijn laatste roman staat op de shortlist van de Premio Strega Europeo. Dit werk werd in het Nederlands vertaald door Wil Hansen en in 2016 uitgegeven bij De Arbeiderspers onder de titel “Sterven in de lente”.

 

Mensenwerk – Han Kang

 

In 1980 brak er in Zuid Korea, in de stad Gwangju, een volksopstand uit tegen het militaire regime. Er volgde een genadeloze repressie door het leger en bijna 200 mensen kwamen daar bij om.

 

Over deze repressie en over de gevolgen er van, jaren later, gaat deze roman die uit zeven delen bestaat.

Het eerste deel speelt zich af als de opstand uitbreekt in 1980 en vertelt het verhaal van de 14-jarige scholier Dong Ho, die als vrijwilliger mee gaat helpen met het afleggen van de door het leger omgebrachte opstandelingen en burgers, in het Districtshuis,

De volgende delen gaan steeds vooruit in de tijd tot op heden, en ze hebben telkens een andere hoofdpersoon zoals de moeder van Dong Ho, zijn beste vriend, de studentes die met hem samenwerkten in het Districtshuis, een redactrice bij een uitgeverij die werk publiceert over de gebeurtenissen van 1980, een fabrieksarbeidster en in de epiloog de schrijver, die getuigenissen verzamelt.

Sommige delen zijn in de 1e persoon geschreven en andere in de 2e persoon.

Het geheel geeft een goed beeld van de gruwel, de angst, de repressie die er was in die tijd en nog lang er na.

Een vrolijk boek is het dus niet maar wel heel goed geschreven met veel inlevingsvermogen voor de pijn en de angsten die de mensen doormaakten, en hoe lang die bleef doorwerken.

 

“Toen we elkaar vertelden hoe het ons was vergaan, was het alsof er aarzelend doorzichtige voelsprieten uit onze ogen omhoogkwamen die de schaduwen op elkaars gezicht bevestigden, de littekens van leed die onmogelijk door geforceerde vrolijkheid konden worden verbloemd.”

 

En het is ook boeiend om meer te weten over de geschiedenis van een land waar we niet zo veel van horen in de media.

 

Han Kang werd in 1970 geboren in Gwangju. Haar vader was een bekend schrijver in Zuid Korea. Later verhuisde de familie naar de hoofdstad Seoel. Han Kang studeerde Koreaanse literatuur. Haar eerste werk, een verhalenbundel, werd in 1995 uitgegeven. Twee van haar romans, “De vegetariër” en “Mensenwerk”, werden in het Nederlands vertaald door Monique Eggermont, en uitgegeven bij Nijgh & Van Ditmar.

 

Een liefde – Dino Buzzati

 

Deze roman uit 1963 vertelt het verhaal van een 50-jarige architect die hopeloos verliefd wordt op een jonge call-girl.

Ik las al boeken over vrouwen die zo totaal geobsedeerd zijn door een man waarvan ze houden, dat ze zichzelf helemaal verliezen en hun hele leven daaraan ondergeschikt maken, o.a. “Madame Bovary” uiteraard, “Anna Karenina” van Tolstoj, “Na meneer McKenzie” van Jean Rhys, maar, op misschien “Huwelijksleven” van David Vogel na, nog nooit een soortgelijk verhaal over een man.

Ik wil niet zeggen dat die boeken niet bestaan, enkel dat ik er nog geen las.

“Een liefde” van Dino Buzzati gaat hier dus ook over.

Antonio Dorigo is een 49-jarige Milanese architect, ongehuwd, woont nog bij zijn moeder. Regelmatig maakt hij gebruik van de diensten van madam Ermelina. Deze dame leidt een soort escortebureau dat op welgestelde klanten is gericht.

Op een dag maakt Antonio daar kennis met Laide. Zij is anders dan de anderen. Jong maar niet op haar mondje gevallen, danseresje in de Scala : “Een bleek gezichtje, waaraan de rechte, wat opvallende neus, de kleine mond en de ronde, verbaasde ogen iets scherpzinnigs gaven. Het gezicht was fris, van een volkskind, maar niet vulgair… Een kind. Haar lippen waren smal, maar duidelijk getekend, niet uitgesproken zinnelijk maar ondeugend...”

Na hun eerste ontmoeting is Antonio tevreden maar niet echt overdonderd. Dat komt later pas. Hij blijft haar bezoeken en stilaan raakt hij volledig in haar ban.

Hij wordt jaloers op andere klanten en vrienden van haar, wil haar voor zichzelf, echter zonder haar tot een “eerbare vrouw” te willen maken en haar ten huwelijk te vragen.

Het verhaal wordt verteld vanuit het gezichtspunt van Antonio maar niet in de ik-vorm.

Hoe het voor Laide is komt de lezer enkel te weten als een collegaatje van haar aan Antonio een spiegel voorhoudt en hem duidelijk maakt hoe het leven voor Laide zelf is.

Het boek beschrijft heel goed de gemoedstoestand van Antonio, hoe zijn hele wereld verengt tot zijn passie voor dat ene meisje. Hij gaat zelfs zo ver dat hij haar achtervolgt als ze Milaan verlaat om elders op bezoek te gaan. Er is niets anders meer dan Laide in zijn leven.

“Hoe langer en verterender Antonio erover nadacht, des te hopelozer werd het probleem-Laide. Op zijn bed lag hij urenlang naar twee scheuren in de kalk van het plafond te kijken, in de vorm van een 7, op een merkwaardige manier aan elkaar gelijk. Op die onregelmatige scheuren concentreerde zich zijn obsessie en zijn verdriet. Woorden, gebaren, gezichten van haar verschenen voor hem terwijl hij naar die twee dunne scheuren boven hem keek, spottend boosaardig, vol verborgen wijsheid. Hij herhaalde in gedachten elk woord dat zij gezegd had, uitroepen, onnozele en banale dingen, grapjes, herinneringen aan haar kindertijd. Alles bij elkaar wees er op dat ze een waardeloze meid was, verloren in de machtige stroom van de stad die mannen en vrouwen meesleurt, dag in dag uit, en hen verslindt. God, waarom hield hij toch zo van haar? Waarom kon hij niet buiten haar? Wat kon ze hem geven? Op elke vraag scheen het antwoord nee te zijn, dat Laide voor hem niets anders on zijn dan vernederingen en verontwaardiging, dat aan haar kant de afgrond voor hem gaapte.”

Heel goed geschreven dus maar voor mij had het boek iets dunner mogen zijn dan de 286 blz. die het nu telt.

Ik heb het wel graag gelezen. Ik vind echter zijn korte roman ‘De woestijn der Tartaren” beter, uitzonderlijk goed zelfs.

Dino Buzzati werd in 1906 geboren en hij overleed in 1972. Hij was redacteur en hoofdredacteur bij verschillende Italiaanse kranten. Daarnaast schreef hij romans, verhalen en toneelstukken. Ook schilderde hij. Zijn meest bekende werk is “Il deserto dei Tartarei” dat in 1940 verscheen en dat in het Nederlands onder twee verschillende titels werd uitgegeven: “De Tartaarse woestijn” en later “De woestijn der Tartaren”. Een aanrader!!!

Het boek “Een liefde”, dat ik las, werd in 2006 uitgegeven bij de Wereldbibliotheek Amsterdam. Het is een bewerkte heruitgave van de oorspronkelijke vertaalde versie uit 1966.

 

De New York Trilogie - Paul Auster

 

Dit is nog maar het tweede werk van Auster dat ik las.

Het is een trilogie, bestaande uit drie vrij korte verhalen: Broze stad, Schimmen en De gesloten kamer.

 

Broze stad: gaat over een schrijver van thrillers, Daniel Quinn, die een telefoontje krijgt dat niet voor hem bestemd is. Een vrouwenstem vraagt naar de detective Paul Auster. Nadat hij nog een paar dergelijke oproepen krijgt gaat hij de vrouw die belde opzoeken en hij geeft zich uit voor Paul Auster. Zij is de echtgenote van Peter Stillman. Peter werd vroeger door zijn vader, die dezelfde naam draagt als hij, geslagen en heel slecht behandeld. De vader werd tot een gevangenisstraf veroordeeld en komt nu vrij. Quinn/Auster wordt gevraagd de man te schaduwen om te voorkomen dat hij zijn zoon opnieuw kwaad berokkent. Quinn besluit dat dat daadwerkelijk te doen. Hij volgt een man, waarvan hij denkt dat het Stillman senior is, en zijn bevindingen noteert hij in een rood schrift. Ook de achtervolgde heeft een rood schrift waarin hij allerlei noteert. Stillman sr. maakt elke dag schijnbaar doelloze wandelingen in een zelfde kleine kring in New York. Quinn ontdekt dat die wandelingen, uitgetekend op een plattegrond, letters vormen.

Maar op een dag verdwijnt de man die Quinn moet schaduwen ...

 

Schimmen: Blauw is een privé-dedective die een man moet schaduwen die Zwart heet. Hij mag zijn intrek nemen in een appartement dat tegenover dat van Zwart ligt. Zwart doet niet veel, hij zit schijnbaar de hele dag te schrijven. Elke maand moet Blauw een verslag maken van zijn observaties en dit in een postbus deponeren. Hij is zo met zijn opdracht bezig dat zijn relatie er door afspringt. Na en tijd is hij het nietsdoen moe en besluit hij om vermomd contact te leggen met Zwart. Hij doet dit achteraf nog eens onder een andere vermomming en Blauw schijnt niets door te hebben tot op een dag ...

 

De gesloten kamer: in dit verhaal is er een ik-persoon aan het woord, zonder naam. Het is een schrijver. Op een dag belt Sophie, de vrouw van zijn beste jeugdvriend hem. Haar man, Fanshawe, is verdwenen en zij roept zijn hulp in. Sophie had na de verdwijning een detective ingehuurd, Quinn genaamd, maar die vond haar man niet. Zij vraagt nu aan de hoofdpersoon om hetgeen Fanshawe de laatste jaren geschreven had, door te nemen en eventueel te laten publiceren als hij het goed vindt. Dat was volgens haar een wens van haar man, moest er hem ooit iets overkomen. Hij doet dit. Hij vindt het werk erg goed, het wordt uitgegeven en heeft heel veel succes. Ondertussen zijn Sophie en hij verliefd geworden. Ze trouwen dan ook. Maar dan ontdekt hij dat Fanshawe nog leeft maar niet wil gezien worden ...

 

De stijl van het derde verhaal is iets anders dan die van de eerste twee. Om te beginnen is de verteller hier de hoofdpersoon zelf zodat we een heel andere invalshoek hebben hier dan in de andere twee delen waar een neutrale alwetende verteller aan het woord is.

Ook ontbreekt in "De gesloten kamer" aanvankelijk de bevreemdende sfeer en lijkt het een gewoon spannend liefdesverhaal, tot de hoofdpersoon aan de weet komt dat Fanshawe nog leeft.

Ik had daarom ook de neiging toen ik zo ver was om te stoppen met lezen.

De sfeer in de eerste verhalen had me zo in de greep, en dat was bij "De gesloten kamer" niet, of toch niet helemaal.

Maar wat volgde op de ontdekking dat Fanshawe nog leefde kwam wel overeen met de inhoud van andere delen: een persoon die zo obsessief met een ander bezig is, dat hij zijn eigen identiteit en zijn eigen leven, zoals hij dat tot nu toe leidde, helemaal verliest, zij het met verschillende gradaties. De hoofdpersoon in het derde verhaal komt er uiteindelijk nog het best af.

 

In het boek zijn veel verwijzingen naar Amerikaanse en andere literatuur die ik niet allemaal kon plaatsen, hoewel ik de namen van de auteurs waarnaar verwezen wordt wel ken. Ook Paul Auster zelf komt dus in het eerste verhaal voor. En in al de drie verhalen rode aantekenschriften. En schrijvers en detectives. De namen Quinn en Stillman uit het eerste verhaal duiken nog op in het derde deel.

Voor mij, simpele lezer, zijn dit verhalen over identiteit, over manipulatie en over zelfbedrog.

En ik las ze graag.

 

De drie delen verschenen oorspronkelijk apart in 1985 en 1986 en ze werden samen als een trilogie uitgegeven in 1987 die echter maar uit een 300-tal bladzijdes bestaat.

De versie die ik las verscheen in 2010 bij Uitgeverij De Arbeiderspers en werd Vertaald door Bartho Kriek.

 

De heerlijkheid van het leven - Michael Kumpfmüller

 

Mooi boek over de liefde tussen Kafka en Dora Diamant, tijdens het laatste jaar van zijn leven, vanaf de zomer 1923 tot juni 1924 als hij in haar armen sterft.

Ondanks dit gegeven werd het geen sentimenteel of melodramatisch verhaal, integendeel. Het is wel gevoelig verteld en vooral heel erg mooi, hoe hun gewone leven en hun gevoelens worden beschreven.

Dora en de doctor, zoals Kafka wordt genoemd, ontmoeten elkaar aan de Oostzee en ze worden op het eerste zicht op elkaar verliefd. Hij is dan al 40, heeft tuberculose en is al ernstig ziek. Hij verblijft aan de kust met zijn zus en haar familie. Dora, 25 jaar en afkomstig uit Polen, werkt daar op dat ogenblik in een vakantietehuis voor Joodse kinderen.

Ze zien elkaar voor het eerst op het strand en vanaf dan zijn ze onafscheidelijk, tot de doctor terug naar huis moet. Het afscheid is voor beiden erg moeilijk. Er volgt een intensieve briefwisseling waarin ze over hun liefde en over het gemis spreken.

In plaats daarvan schrijft hij: als ik in mijn vermoede gedachten door je haar strijk, voel ik me gelukkig maar alsof het niet echt is. Mijn hele huidige leven is niet echt, het vindt alleen ergens plaats, terwijl het leven met jou niet plaatsvindt, maar zonder twijfel echt is.

Uiteindelijk zien ze elkaar terug in Berlijn, waar Dora woont. In die stad gaan ze samenleven.

Kafka, die tot die tijd nauwelijks meer schreef en zijn hele leven erg van zijn ouders afhankelijk bleef, maakt opnieuw een creatieve periode door. Dankzij de goede zorgen van Dora schrijft en publiceert hij nog verschillende verhalen.

Maar hij wordt ernstiger ziek en hij heeft professionele verzorging nodig. Hij verblijft achtereenvolgens in 3 sanatoria. Dora verzorgt hem liefdevol, samen met een vriend van Kafka, Robert. Ze is tegelijkertijd gelukkig en ook bang om hem te verliezen.

Het is haar vaak duidelijk dat het zijn laatste dagen zijn, vervolgens is ze weer volkomen verward en kan hem niet loslaten. Ze probeert zich te vermannen als ze ziet hoe hij zichzelf kwelt, dat ze alles hadden in deze korte tijd, al het geluk van de wereld. Maar even later kan ze het wel uitschreeuwen, omdat het nog geen jaar heeft geduurd.

Ze zal alles, alles verliezen als hij weg is, zijn handen, zijn mond, de schuilplaats die hij is geweest, alsof haar liefde een huis is en iemand haar er voor altijd uit wil verdrijven.”

Uiteindelijk overwint de ziekte, waarvoor toen nog geen behandeling bestond en Dora blijft alleen achter.

 

De roman is in drie delen opgedeeld met als respectievelijke titel: “komen”, over hun eerste kennismaking, hun afscheid en weerzien, “blijven” dat de periode beschrijft als Dora en Kafka samenwonen in Berlijn, en “gaan” dat begint met zijn vertrek naar het eerste sanatorium.

 

Het boek verscheen oorspronkelijk in Duitsland onder de titel “Die Herrlichkeit des Lebens”in 2011. Het werd in 2013 vertaald door Hans Driessen, Marion Hardoar en uitgegeven bij uitgeverij Van Gennep in Amsterdam.

Michaël Kumpfmüller werd in 1961 in München geboren en woont nu in Berlijn. Hij studeerde geschiedenis en Germaanse talen. Hij werkte eerst als onafhankelijk en sinds 1999 als auteur.

Zijn eerste roman “Hampels Fluchten”, in het nederlands vertaald als “De lotgevallen van een beddenverkoper”, verscheen in 2000. Ook zijn roman “Durst” (Dorst) werd in 2004 in het Nederlands vertaald.

 

Anna in kaart gebracht - Marek Sindelka

 

De jonge uitgeverij Das Mag heeft weer een gouden vondst gedaan.

Na Lize Spit en Catharine Lacey werd er onlangs een werk van de in 1984 geboren Tjechische schrijver, Marek Sindelka, uitgegeven met als titel "Anna in kaart gebracht".

 

De titel is wat misleidend want het boek gaat niet over Anna, of toch niet uitsluitend.

En het is ook niet echt een roman maar een verzameling verhalen over verschillende mensen die meestal wel ergens een connectie met elkaar hebben!

Sommige personages hebben een naam: Anna, Matej, Martin, Sylvie... Anderen hebben die niet. Zij zijn de Makelaar, de Schrijver, de Entertainer, de Architect, het meisje in de trein...

Wat dit boek zo bijzonder maakt is de bijzondere mensenkennis van de auteur, zijn observatievermogen, zijn rake typeringen van mensen en hun eigenaardigheden met gebruik van nogal wat metaforen, en dat allemaal op zo een manier dat je personages voor je ziet of dat je denkt "die ken ik".

Een voorbeeld van de schrijfstijl:

"Je oma nam een kind en maakte er werk van. Zo werd jouw moeder, Marie, geboren. Marie was geen kind maar een project. Ze leefde in volstrekte welvaart, van jongste aan werd ze afgesteld als een perfecte machine. Met fijn geknars, zoals voortgebracht door de tandwieltjes van het meest precieze Zwitserse uurwerk, verschoof haar leven van het ene naar het andere punt." Maar Marie neemt wraak "Ze koos een onbekwame, gesjeesde natuurkundeleraar die gebukt ging onder melancholie en drank. Ze greep haar onmogelijke man stevig met beide handen beet, draaide hem in de richting van haar moeder en schoot in haar verbouwereerde gezicht een enkel projectiel genaamd Anna!"

 

Grappig is het boek vaak ook, bijvoorbeeld als Anna een relatie krijgt met de oudere Architect en ze haar leven volledig op hem en zijn oudere intellectuele vrienden afstemt.

"Je werd dol op kunst. Je las onbegrijpelijke kwantumpoëzie en fractaalproza. Je ging naar exposities van conceptuele kunst: met ingehouden adem bekeek je de tentoongestelde gymnastiekmatten, een stuk draad, een stokje en een melkpan (de expositie heette 'Oneindigheid' of misschien 'Onsterfelijkheid' zoals je vervolgens las in de tachtig pagina's tellende toelichting bij wat je in de vitrines hoorde te zien."

 

Terwijl hij de verschillende personages beschrijft, zet de schrijver ook onze samenleving te kijk, met zijn voortdurende en opdringerige aanwezigheid van het internet, van reclame, snobisme ....

"En dat iedereen zijn eigen koe met een webcam op een weide volgt en oplet of ze wel gezond leeft, of ze graast volgens het handboek dat bij de actie voor dierenrechten werd uitgedeeld."

 

Ik kan blijven citeren, want het boek is zo origineel en verfrissend, maar dat ga ik niet doen.

Als je mij niet gelooft lees dan de knappe recensie van Guus Bauer: http://www.tzum.info/…/recensie-marek-sindelka-anna-kaart-…/

 

En haast je dan naar de boekhandel of de bibliotheek en lees het zelf!

 

Vrij – Willy Vlautin

 

Om met de deur in huis te vallen: een prachtig boek!

Leroy is een jonge Amerikaanse soldaat die zwaargewond is geraakt in Irak.

Na een maandenlange revalidatie slaagt hij er in terug duidelijk te kunnen zien.

“Was hij eindelijk vrij? Was hij echt weer zichzelf?” Maar de verbetering van zijn zicht maakt hem niet echt optimistisch.

Hij denkt terug aan hoe het gebeurde en aan wat er aan vooraf ging, en hij ziet het leven niet meer zitten. Hij verblijft in een soort van opvangtehuis voor gewonde veteranen.

Veel “opvang” is er echter blijkbaar niet voor deze jongens die als kannonenvlees werden ingezet in een oorlog om olie!

 

“Leroy Kervin was vierentwintig toen zijn legereenheid van de National Guard naar Irak was gestuurd. Een half jaar na zijn uitzending had een bermbom het voertuig waar hij in zat vernietigd. Er was een soldaat omgekomen, twee andere waren zwaargewond geraakt, en hij was wakker geworden in een ziekenhuis in Duitsland, met ernstig hersenletsel en twee gebroken armen. Hij kon niet praten en niet lopen. Het leven dat hij voor die bom had gekend, bestond niet meer. Die Leroy Kervin was verdwenen.

De nieuwe Leroy Kervin herkende mensen niet die hij net had ontmoet. Hij raakte binnen de kortste keren geagiteerd, en werd net zo snel depressief. Het ene moment gooide hij uit frustratie met dingen, het volgende zat hij te snikken. Hij deed er maanden over om opnieuw te leren lopen, maanden voor hij weer een vork kon vasthouden, en hij worstelde voortdurend met zijn spraakvermogen en zijn emoties. Er was geen wonderbaarlijk herstel voor Leroy Kervin. Revalidatie ging over in verzorging, en uiteindelijk kwam hij terecht in een tweederangs woongroep voor invalide mannen in een stadje in de staat Washington.”

 

Leroy is er van overtuigd dat hij nooit meer zal genezen en hij slaagt er in zich van de trap van het tehuis te laten vallen, in een poging een einde aan zijn lijden te maken. Maar hij overleeft de val en hij wordt, nog zwaarder gewond dan voorheen, naar een ziekenhuis overgebracht.

Hij heeft koortsdromen over hoe hij en zijn vroegere vriendin achtervolgd worden door een fanatiek leger dat het voorzien heeft op mensen die een bepaald teken dragen, waardoor men weet dat die ongeschikt zijn voor de samenleving;

Behalve Leroy zijn er nog een aantal personages over wie het boek gaat;

Zo is er Freddie die nachtwaker is in het veteranentehuis.

Zijn vrouw heeft hem verlaten en de kinderen meegenomen. Zijn dochtertje is ernstig ziek en de behandeling is zo duur dat Freddie dat zijn huis dreigt verkocht te worden. Hij werkt daarom ook niet alleen ’s nachts als bewaker in het tehuis, maar ook nog overdag in een verfhandel waar de baas niet veel uitricht en enkel af en toe eens komt aanwaaien om in zijn kantoor een diepvriesmaaltijd te nuttigen en te telefoneren.

Freddie is bekommerd om Leroy, voelt zich niet goed omdat die van de trap is gevallen terwijl hijzelf toezicht had. Hij gaat hem dan ook regelmatig in het ziekenhuis bezoeken.

Verder komt ook Pauline aan bod. Zij is een ongehuwde verpleegster op de afdeling waar Leroy verblijft. Ze woont bij haar tirannieke gehandicapte vader voor wie ze ook nog zorgt.

In mindere mate wordt er ook nog gesproken over de moeder van Leroy die niet van zijn bed wijkt en over Mora, een verkoopster in een donutwinkel, waar Freddy elke morgen zijn ontbijt gaat halen na zijn nachtdienst. Bij haar kan Freddie zijn hart uitstorten.

De verschillende personages zijn allemaal “goede” mensen, bekommerd om de anderen, maar met een eerder miserabel leven.

 

Het boek is geschreven in een vrij eenvoudige stijl zoals je in het bovenstaande fragment kan lezen, geen diepgaande gesprekken of filosofieën. Gewoon de harde dagelijkse realiteit van mensen die nogal wat pech in hun leven hebben en die geen van allen vrij zijn in het Land of the Free.

 

Het boek verscheen in 2014 onder de titel “The free”. Het werd datzelfde jaar in het Nederlands uitgegeven door Meulenhoff Boekerij bv in Amsterdam, in een vertaling van Dirk-Jan Arensman.

 

Een heel goede recensie van het boek vind je op de site van Vrij Nederland

https://www.vn.nl/het-boek-dat-glorieert-in-een-verboden-g…/

 

Een gesprek met de schrijver en de onlangs overleden Wim Brands vind je hier:

http://www.vpro.nl/…/boeken-op-bezo…/2015/willy-vlautin.html

 

De vrucht van steen – Mark Spragg

 

Nog eens helemaal overdonderd door een boek!

Ik las achter elkaar drie boeken die zich in het westen van de VS afspelen: “De koningin van Idaho” van Thomas Savage, “Het lied van de vlakte” van Kent Haruf en als derde “De vrucht van steen” van Mark Spragg.

Dit laatste boek steekt er wat mij betreft met kop en schouders boven uit.

En dat is niet zo zeer omwille van het verhaal als wel omwille van de prachtige taal.

Het verhaal gaat als volgt: Barnum McEban is 40 en woont alleen op de ranch van zijn familie in de staat Wyoming, dicht bij de Rocky Mountains. Hij heeft één man in dienst, de oudere Ansel die als jonge man bij de familie kwam werken. Hij woont in het vroegere familiehuis.

De beste vriend van McEban, sedert zijn jeugd, is zijn buurman Bennett. Hij is getrouwd met Gretchen, de jeugdliefde van beide vrienden. Op een dag kondigt zij aan dat ze een nieuwe liefde heeft gevonden en dat ze voorgoed vertrekt, tot groot verdriet van zowel Bennett als McEban.

Ze besluiten haar achterna te reizen in het gezelschap van een blind paard van Bennett en de hond van McEban. Gretchen schrijft brieven voor haar man die ze achterlaat in postbussen langsheen haar weg. Onderweg komen ze het meisje Rita en haar halfbroertje Paul tegen en zij sluiten bij de beide vrienden aan.

In de 9 hoofdstukken wisselen verhalen uit het heden en het verleden, gezien door de ogen van McEban, elkaar af. En zo komt de lezer langzaam aan meer te weten over het hoe en waarom van situaties en gebeurtenissen, over trauma’s uit het verleden, over wat de beide vrienden aan elkaar bindt.

Elk hoofdstuk sluit af met een droom of fantasie van McEban over Gretchen.

Het verhaal op zich is dus niet zo bijzonder maar de manier waarop het geschreven is wel. De natuur en de seizoenen in de omgeving van de Rocky Mountains, de karakters van de personages.

 

Een neerwaartse luchtstroom, koel en zwaar, loopt te hoop tegen de steile wand van de Front Range en rukt zich met moeite los uit de opwarmende atmosfeer. Hij roffelt tegen de wand van de watertank, de bijgebouwen, het huis; rimpelt het oppervlak van de vijver voor de stal. Hij buigt het gras van het weiland oostwaarts, tilt de takken van een douglasspar naast het huis op, verspreidt zich over plukken populieren- en espenbladeren. Hij ruikt naar dauw, jeneverbes, salie, naaldhout, paardenstront en stenen. Hij koelt McEbans blote schouders, zijn armen; prikkelt hem uit zijn slaap. Hij draait zich om in bed. Hij drijft af. Voor de duur van het ogenblik is hij ontdaan van herinneringen, van verlangen. Gewoon een van Gods naakte schepsels die de seizoenen nemen zoals ze zijn.”

 

Het is een verhaal van mensen, voornamelijk mannen, die niet gemakkelijk over emoties praten, ze niet tonen, die hun gevoelens afreageren met geweld of drank of met beide. Maar het zijn wel mensen die voor elkaar klaar staan in alle omstandigheden. Hun conversaties zijn spaarzaam, woorden worden niet verspild.

’Heb je het park al gebeld?’

‘Een uur geleden. Als je van plan bent om alleen maar met je eten te gaan spelen, waarom schuif je het dan niet mijn kant uit?’

McEban pakt een worteltje en een takje peterselie van zijn bord en zet de rest voor Bennett neer. Bennett buigt zich over de stak.

‘En wat als ie sterft? Heb je daaraan al gedacht?’

Bennett kijkt op van zijn bord. Zijn mond zit nog vol met porterhouse. ‘Hij heet Linderson,’ zegt hij. ‘Dat stond op z’n naamplaatje.’

‘Waar heb je zijn naamplaatje gezien?’

‘Voor op z’n jas. Ik heb zijn slaapzak opengeritst voor ik hem in die pijp legde. Ik wilde niet dat ie zou stikken.’

‘De jury barst vast in janken uit.’

‘Heb jij ooit van een Zweed gehoord die niet tegen een stootje kon?’

 

De reis die McEban en Bennett samen ondernemen geeft hen natuurlijk niet de Gretchen van vroeger terug maar ze werkt wel louterend, voor McEban althans.

Hij leert om te gaan met zijn verleden, Gretchen los te laten en verder te gaan met zijn leven.

Het einde is bijzonder ontroerend. Maar dat is eigenlijk het hele boek.

Voor mij één van de beste boeken die ik dit jaar al las!

Mark Spragg werd in 1952 in Wyoming geboren en hij woont er nog steeds. Hij studeerde Engels aan de universiteit van Laramie. Hij had allerlei baantjes terwijl hij begon te schrijven. In 1999 gaf hij zijn eerste boek uit, “Where rivers change direction”. Het is een autobiografie die erg goed werd onthaald en waarmee hij een prijs voor non-fictie boeken won.

“The fruit of stone”, in het Nederlands vertaald als “De vrucht van steen”, werd gepubliceerd in 2002. Het was zijn eerste roman. Daarna volgden er nog twee andere: “”An unfinished life” en “Bon fire”.

“The fruit of stone” werd in 2002 vertaald door Joris Vermeulen, en uitgegeven bij De Bezige Bij.

 

Terug in Amerika – Bill Bryson

 

Ik had zin om eens even iets heel anders te lezen. Dat werd dus “Terug in Amerika” van Bill Bryson, van wie het onlangs “De weg naar Little Dribling” verscheen.

“Terug in Amerika” schreef hij eind jaren 90 van de vorige eeuw.

De auteur had toen geruime tijd in Groot Brittanië gewoond en was nu terug in de VS.

Hij vatte het plan op om de Appalachian Trail te lopen, een meer dan 3000 km lang wandelpad in het oosten van de Verenigde Staten, door het Appalachen gebergte.

Om niet alleen te moeten gaan zoekt hij een compagnon, maar niemand reageert, tot hij onverwacht bericht krijgt van een vroegere kameraad, Stephen Katz, en die wil graag mee.

Het boek is grappig en leerrijk.

Tussendoor verneem je meer over de Amerikaanse geschiedenis en over het beheer van natuurgebieden in de VS. Bill Bryson heeft geen hoge pet op van de National Park Service die de natuur in de Appalachen moet beheren. Hij geeft hilarische voorbeelden van miskleunen en foute beslissingen. Je zou nog gaan denken dat Joke Schauvlieghe daar haar opleiding gekregen heeft.

Ook de invloed van het milieu op de natuur komt aan bod, zoals de zure regens en uitheemse insecten die hele bomensoorten hebben doen verdwijnen.

Maar toch blijft die natuur prachtig en ook dat beschrijft Bryson.

Samen Katz ontmoet hij leuke en minder leuke mensen.

De humor is nooit ver weg.

Over een wandelaarster die zich ongevraagd aan hen vastklampt en commentaar heeft op alles wat ze doen en bij zich hebben:

Het is me allang bekend dat het in Gods plan lag besloten dat ik een korte tijd zou moeten doorbrengen met elk stompzinnig type op deze aarde, en Mary Ellen was het bewijs dat ik zelfs in de Appalachische bossen niet gespaard zou blijven.”

Kortom, een zeer aan te bevelen ontspannend en leerrijk boek!

Ik las het in 2015 bij Uitgeverij Atlas Contact heruitgegeven editie. De oorspronkelijke titel is “A walk in the woods”.

Het boek werd in 2015 verfilmd onder dezelfde titel met Robert Redford in de rol van Bill Bryson en Nick Nolte als Katz. Naar de trailer die ik zag te oordelen zou ik de film wel niet bekijken!

 

Het lied van de vlakte – Kent Haruf

 

Deze roman speelt zich af in de fictieve plaats Holt in de staat Colorado en vertelt over de levens van verschillende mensen die op een of andere manier met elkaar verbonden zijn.

Zo zijn er de broertjes Ike en Bobby, hun vader, de leraar Tom Guthrie, het 17-jarig zwangere meisje Victoria Roubideaux, de oude gebroeders Pc Pheron en Maggie Jones, een collega van Tom.

 

Ike en Bobby, Victoria en de Mc Pherons raakten mij het meest. Het zijn allemaal eenzame mensen die elk op hun manier lijden onder of de gevolgen dragen van de afwezigheid van hun ouders. In het geval van Ike en Bobby is het hun moeder die er niet meer is. Ze had een erge depressie, heeft haar gezin achter gelaten en is bij haar oudere zus in Denver gaan wonen. Victoria’s vader is al vertrokken toen zij nog heel klein was en nu heeft ook haar moeder Victoria op straat gezet omwille van haar zwangerschap. Harold en Raymond Mc Pheron verloren al jong hun beide ouders in een ongeval en met hun tweeën hebben zij de ouderlijke boerderij verder uitgebaat. Ze zijn nooit getrouwd geweest, zijn steeds enkel met hun tweeën gebleven.

Tom Guthrie lijdt ook onder het vertrek van zijn vrouw maar bij hem uit zich eerder in woede. Hij heeft ook zijn problemen op school.

En tussen hen in manoeuvreert de goede fee Maggie en ook wel mrs. Spears, een oude aan haar kamer gekluisterde invalide vrouw. Zij bieden troost en oplossingen voor problemen.

Het boek is geschreven in korte hoofdstukken die telkens aan één van de personages zijn gewijd. Dat leest dus erg vlot.

Het is mooi geschreven, met vrij korte zinnen. Tussendoor wordt de natuur en de omgeving erg goed en beeldend beschreven.

Dit vond ik het sterke van dit boek: de manier waarop mensen, situaties, leefgewoontes en leefomgeving treffend worden weergegeven.

 

Ze hadden het vee al in de kraal, de moederkoeien en de twee jaar oude vaarzen stonden te wachten in de heldere koude middag aan het eind van de herfst. De koeien bulkten en loeiden, het stof steeg op in de koude lucht en bleef boven de omheiningen en schotten hangen als bruine wolken muggen die in zwermen boven de koude grond dreven. De twee oude gebroeders McPheron stonden aan het eind van de kraal de beesten in de gaten te houden. Ze drogen spijkerbroeken, laarzen, canvas werkjacks en petten met flanellen oorkleppen. Aan Harolds neus hing bevend een druppel die er vervolgens afviel, terwijl Raymonds ogen waterig en rood waren van het koeienstof en de kou.”

 

Het enige minpunt van de roman was voor mij het einde, dat ik wel een beetje melig vond. Ik zag zo het einde van een Amerikaanse B-film.

Er verscheen nog een vervolg onder de titel “Het avonduur”, dat over verschillende van de personages van dit boek gaat.

Kent Haruf werd in 1943 geboren in Pueblo, Colorado. Hij studeerde aan de Nebraska Wesleyan University. Alvorens schrijver te worden werkte hij o.a. op een kippenboerderij, bij een bouwbedrijf, in een ziekenhuis, in een bibliotheek en ook als leraar.

Zijn eerste roman verscheen in 1984.

Al zijn boeken spelen zich af in Colorado, waar hij ook zijn hele leven woonde. Hij schreef ook korte verhalen en hij won verschillende prijzen voor zijn literaire werk. “Plainsong”, vertaald als “het lied van de vlakte” is zijn meest bekende roman.

Hij overleed in 2014 aan een longziekte.

Oorspronkelijke titel “Plainsong”, uitgegeven in 1999 bij A. Knopf in New York.

Naar het Nederlands vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer.

Uitgegeven bij de Bezige Bij.

 

De koningin van Idaho – Tom Savage

 

Op zoek naar verhalen die zich in de VS afspelen, ontdekte ik, dankzij Hotel Boekenlust, dit boek. Het vertelt over verschillende personages.

Er is de schrijver Thomas Burton, 50 jaar, die het bericht krijgt dat hij wellicht nog ergens een oudere zus heeft.

Een tweede personage is Amy, na haar geboorte in 1912 afgestaan en geadopteerd, die na het overlijden van haar adoptieouders op zoek gaat naar haar werkelijke moeder en vader.

En verder is er nog grootmoeder Emma Sweringen, de schapenkoningin van Idaho uit de titel van de roman, een jonge lerares die na het overlijden van haar moeder en het nieuwe huwelijk van haar vader elders werk gaat zoeken en per toeval in Idaho terecht komt.

 

Ze was streng. Ze zeiden dat ze ogen in haar achterhoofd had, Dat ze om hoeken kon kijken. Lang nadat ze van haar stoel was opgestaan leek ze nog aan haar tafeltje te zitten. Tegenover haar stamelden de schuldigen de waarheid; en de onschuldigen herinnerden zich met ijzige helderheid eerdere vergrijpen. Haar rechtschapenheid was angstaanjagend…”

 

Er wordt veel verteld over het leven van Amy, over de voorgeschiedenis van de familie Sweringen – te beginnen met overgrootvader George, de fortuinlijke goudzoeker - , minder over Thomas.

Doorheen het verhaal passeren in het verhaal, in het kort, gebeurtenissen uit de wereld- en de Amerikaanse geschiedenis zodat je een goed tijdsbeeld krijgt.

Het is een vlot leesbaar boek, af en toe wel grappig, maar niet heel erg diepgaand.

Ik las dat het een autobiografisch verhaal is.

Op de achterflap staat “voor de lezers van Annie Proulx en Cormac McCarthy”;

Voor de lezers van Annie Proulx misschien wel maar Cormac McCarthy speelt wat mij betreft toch wel een klasse hoger.

Toch wil ik van deze schrijver nog eens een roman lezen die niet autobiografisch is.

 

De auteur, Thomas Savage, werd in 1915 in Salt Lake City geboren, hij groeide op op een ranch in Montana en verhuisde, net als Thomas Burton in het boek, als jonge man naar Maine. Zijn eerste roman werd in 1944 gepubliceerd en in het totaal verschenen er van hem 13 boeken. Naast schrijver was hij ook onder meer cowboy, lasser, verzekeringsagent en leraar Engels. Hij overleed in 2003.

 

Oorspronkelijke titel “The sheep queen”, uitgegeven in 1977 bij Little, Brown en Company (Inc.)

Nederlandse vertaling Peter Bergsma

Uitgegeven bij De Geus in 2005

 

Breng alles terug naar huis – Nicola Lagioia

 

De hoofdpersoon en verteller van deze roman is een man, afkomstig uit Bari. Hij wordt niet met naam genoemd. Na 20 jaar keert hij terug naar zijn geboortestreek. Hij stelt zich vragen over gebeurtenissen uit zijn jeugd. En hij kijkt op die periode terug.

Het zijn de jaren 80 van de 20e eeuw, de bloei van het ongebreidelde kapitalisme.

De vader van de hoofdpersoon, van arme komaf, is stilaan rijk geworden met de verkoop van door onderbetaalde thuiswerksters vervaardigd borduurwerk. Rijk en nog rijker worden is wat hem bezig houdt.

 

Mijn vader had zich aan de armoede ontworsteld door uitsluitend op zijn eigen vergissingen te vertrouwen. Hij kon dus de eentonige laagvlakte van de didactische nivellering overvliegen zonder daarvoor een brevet te hebben… Hij was doodmoe van zijn waanzinnige tochten door de provincies van Zuid Italië aan boord van een witte, van het borduurwerk uitpuilende bestelwagen … en verscheen voor mij en mijn moeder in een toestand van vergevorderde schizofrenie. De ene dag zag hij ons aan de bedelstaf, de andere dag voorspelde hij dat we rijk, schatrijk zouden worden, en meester van een toekomst met als bovennatuurlijke einddoel het witte kruis op rood fond dat boven Zwitserse banken wapperde.”

 

Af en toe mag de jongen mee met zijn vader en hij ziet de erbarmelijke omstandigheden en de grote armoede waarin de vrouwen leven die het borduurwerk maken.

De vader wil dat zijn zoon omgaat met jongens uit het “betere milieu”.

Daarom stuurt hij hem, als hij 15 is, naar een andere middelbare school. Hij kent er niemand. Zijn aandacht wordt getrokken door twee jongens, Guiseppe en Vincenzo.

Guiseppe is een mollige roodharige jongen. Zijn vader heeft een tuinbedrijf. Zijn moeder houdt zich bezig met geld uitgeven. Het zijn typische nouveau riches, met een vreselijke smaak.

Vincenzo is een knappe en mysterieuze jongeling. Hij draagt steeds een zwarte rouwband omwille van zijn overleden moeder. Zijn vader, een succesvol advocaat, is hertrouwd met een jonge, knappe en leeghoofdige vrouw en Vincenzo wordt gedreven door haat tegenover hem.

In de drie gezinnen is er niet veel aandacht voor hun kinderen. Geld en aanzien zijn belangrijker. De jongens leiden een leven dat even leeg is als dat van hun ouders: feesten, drinken, doelloos rondhangen…

En vooral voor Guiseppe loopt dat minder goed af.

Zijn bezorgdheid en laat schuldgevoel hiervoor, zijn vermoeden dat zijn andere vriend Vincenzo daarvoor verantwoordelijk is, doet de hoofdpersoon terug naar Bari reizen. Want hij wil weten hoe het nu met Guiseppe gaat.

Tussen de verhaallijnen door vermeldt de schrijver ook in het kort de gebeurtenissen die zich in de rest van de wereld voordeden in de jaren 80, zoals de moord op Aldo Moro, de val van de Berlijnse muur en het ineenstorten van de het vroegere Oostblok.

Het persoonlijke wordt vaak met humor en knipogen beschreven, zonder zelfbeklag.

Het boek geeft een goed beeld van een bepaalde bevolkingsklasse op het einde van vorige eeuw, en geeft aan hoe elk van de drie voormalige vrienden op zijn manier met de gebeurtenissen uit hun jeugd omgaat.

 

Nicola Lagioa werd in 1973 in Bari geboren. Dit boek is de derde roman die hij schreef. Hij won er verschillende kleinere prijzen mee. Het is zijn eerste werk dat in het Nederlands werd vertaald;

Met zijn in 2015 gepubliceerde roman “La ferocia”, bij ons verschenen onder de titel “de wreedheid”, won hij in het jaar van verschijnen de Premio Strega. Christophe Vekeman heeft deze roman, op de site van Klara, “gewogen en te licht bevonden”, waardoor ik ga besluiten het zeker te lezen.

 

De zon van de stervenden – Jean-Claude Izzo

 

Izzo was een schrijver uit Marseille die voornamelijk politieverhalen schreef.

Ik hoorde voor het eerst zijn naam vernoemen door de onlangs overleden Italiaanse zanger Gianmaria Testa en dus was, als groot bewonderaar van Testa, mijn belangstelling gewekt.

“De zon van de stervenden” is geen politieverhaal. Het gaat over daklozen in Frankrijk, en het is geschreven vanuit een duidelijke sociale bewogenheid.

De hoofdpersoon Ricco was gehuwd en had een zoontje. Hij was veel van huis om geld te verdienen voor zijn gezin en om voor zijn vrouw te kunnen kopen wat ze maar wilde. Maar zij werd op een ander verliefd en verliet Ricco, samen met hun zoontje.

Ricco begon zijn verdriet en wanhoop te verdrinken, verloor zijn werk, raakte aan lager wal en belandde uiteindelijk op straat in Parijs.

Als een van zijn dakloze vrienden, zijn beste vriend op straat, sterft beseft Ricco dat het spoedig ook zijn beurt gaat zal zijn. Hij wil nog eenmaal Marseille zien, waar hij ooit een mooie liefde beleefde.

Heel erg goed is het boek niet geschreven maar het boeide me wel omdat het geschreven is zonder mensen als Ricco te veroordelen, met het besef dat zo iets iedereen kan overkomen.

Jean-Claude Izzo woonde en werkte zijn hele leven in Marseille. Daar spelen de door hem geschreven politieverhalen, met politieman Fabio Montale in de hoofdrol, zich ook allemaal af. Zijn trilogie “Misdaad in Marseille” werd ooit verfilmd voor de televisie, met Alain Delon in de hoofdrol.

Izzo werd geboren in 1945 en overleed in 2000 aan longkanker.

 

Eva Slaapt – Francesca Melandri

 

Ik las een tijd geleden “Hoger dan de zee” van de Italiaanse schrijfster Francesca Melandri. Dit vond ik een erg mooi geschreven en ontroerend boek.

Toen ik haar debuut, “Eva slaapt” in handen kreeg was ik dan ook erg benieuwd.

Deze roman gaat over de geschiedenis van Süd Tirol/Alto Adige nadat het bij Italië werd aangehecht, en ook de geschiedenis van twee vrouwen zonder vader of met een afwezige vader.

De voorouders van Eva waren boeren in het gebergte aan de grens met Oostenrijk. Zij voelden zich, net als de andere Süd Tirolers, Oostenrijkers en geen Italianen. Het feit dat de republiek onder Mussolini arme mensen uit het Zuiden van Italië naar daar stuurde, dat zij werk kregen en de Duitstaligen niet, dat die laatste groep moest kiezen tussen hun taal afzweren of emigreren naar een Duitstalig land (overeenkomst tussen Hitler en Mussolini), maakte de goede verstandhouding met de machthebbers niet echt beter.

De verbitterde en zwijgzame grootvader van Eva kiest er voor om te vertrekken, raakt dus zijn grond kwijt en als hij achteraf terugkomt moet hij in een armoedig appartementsblok gaan wonen. Als Gerda, de moeder van Eva, een erg knappe vrouw, ongewenst (en ongehuwd) zwanger wordt, wordt ze het huis uit gejaagd. Maar ze slaagt er in haar dochterje met liefde op te voeden.

Waar het boek over het persoonlijke gaat, de geschiedenis van Eva, haar moeder en haar voorouders, vond ik het bijna even goed als “Hoger dan de zee”. De mooie zinnen, de manier om het innerlijke onder woorden te brengen, gevoelig maar niet sentimenteel herkende ik.

Maar waar het over de geschiedenis van het Alto Adige ging vond ik het verhaal wat te uitgebreid, zich verliezend in details. Ik vind die geschiedenis wel boeiend. Ik wist niet dat deze regio na de Eerst Wereldoorlog bij Italië kwam, dacht dat het later gebeurde. Maar het had een stuk minder moeten zijn.

Toch nog een mooi citaat over grootvader Hermann als kind, na de dood van zijn ouders:

“Voor Hermann, de jongste, restte er niets anders dan het huis te verlaten en als knecht te gaan werken op de rijkere hoeves, die met de vlakkere hellingen waar je bij het maaien op beide benen kon blijven staan en waar de aarde ook na een hevige wolkbreuk stevig op zijn plaats bleef liggen en niet omlaag het dal in stortte. Hij was toen elf jaar oud.

Tot zijn twintigste plaste hij, die nooit langer dan een halve dag bij zijn moeder weg was geweest, van angst en eenzaamheid in bed. Zijn eigen bevroren urine omhulde hem als een lijkwade wanneer hij ’s winters wakker werd op de tochtige zolder waar knechten al hij moesten slapen. Als hij van zijn strozak overeind kwam, brak het fijne omhulsel met een licht geknisper.

Het was het geluid van eenzaamheid en schaamt, van verlies en heimwee.”

“Eva slaapt”, oorspronkelijke titel “Eva dorme”, werd in 2011 uitgegeven bij Uitgeverij Cossee in een vertaling van Annelen Habers.

 

De macht van de begeerte – Uwe Timm

 

Dit boek was een teleurstelling!

Ooit lazen we in de leesgroep een ander boek van deze schrijver: “De ontdekking van de curryworst”, en daar heb ik erg van genoten.

Waar gaat deze roman over: Christian Eschenbach was ooit een succesvol manager en eigenaar van een IT-bedrijf. Hij had stabiele LAT-relatie met een kunstenares. Maar op een lezing maakt hij kennis met een andere gehuwde vrouw, Anna.

De twee stellen raken bevriend, er is wederzijdse aantrekkingkracht zowel tussen Christian en Anna als tussen hun beider partners. En beide relaties lopen spaak terwijl het eveneens tot een breuk komt tussen Anna en Christian. Ook de carrière van Christian eindigt in mineur.

Alleen achtergebleven neemt hij een tijdelijk job aan op een onbewoond Waddeneiland.

Daar overdenkt hij zijn verleden.

Tot zo ver niets mis natuurlijk met het verhaal op zich. Maar meer dan de helft van het boek bestaat uit saaie en niet relevante bladvulling. De conversaties tussen de verschillende personages en tussen de twee koppels worden zowat letterlijk weergegeven en zelden zijn conversaties van A tot Z boeiend. Hier dus ook niet!

Anna vertelt tijdens een etentje over het boek dat ze aan het lezen is, eentje over de poolreiziger Shackleton. En de hele historie van Shackleton wordt beschreven.

Op een feestje ontmoet Christian een sjamaan die dan 5 bladzijdes doorboomt over zijn (belachelijke) therapie.

Een voorbeeld van bladvulling: “ Later had hij een fysioloog gevraagd hoe het zat met die zogenaamde glans in je ogen. De man vertelde dat de glanslichaampjes in het oog inderdaad werden gestimuleerd door endorfine. Daardoor ontstond dat stralen. Een woord voor een verschijnsel waarvoor pas na eeuwen een wetenschappelijke verklaring was gevonden. Zoals ook de uitdrukking ‘op dezelfde golflengte zitten’ al lang in gebruik was voordat het natuurkundige inzicht ontstond dat elk lichaam een bepaalde frequentie heeft: hij zit op een andere golflengte dan ik.

Dat leidt tot interferenties had de fysioloog gezegd, tot negatieve, elkaar verzwakkende, of tot positieve, elkaar versterkende overlappingen, met andere woorden: tot een harmonieuze overeenstemming .

Eschenbach had aarzelend geantwoord dat de blik, een gericht, omvattende blik, iets anders was dan het zien.

Wat?

Je kunt iemand zijn angst aanzien. Maar niemand kan iemand zijn angst aanblikken. De blik omvat wat de blik waarneemt, dat is de aanblik. En de aanblik blikt terug. Is dat niet de waarheid die inherent is aan het gevoel?

Daarop had de fysioloog alleen onzeker ‘misschien’ gezegd.”

.

Het boek telt 210 bladzijdes. Dus met een beetje goede wil blijft er toch nog 100 blz. verhaal over.

Dit werk van Uwe Timm laat je dus maar rustig aan je voorbij gaan. Maar lees wel zijn “De ontdekking van de curryworst”.

 

 

Het gat in de tijd – Jeanette Winterson

 

In het kader van een project ter gelegenheid van het feit dat Shakespeare in 2016 vierhonderd jaar dood was, werd er aan verschillende auteurs gevraagd een werk van hem te herschrijven.

Jeanette Wintersson bewerkte zo “The winters tale” tot “Het gat in de tijd”.

Aan het begin van het boek wordt, voor diegenen die zoals ik dit werk van Shakespeare niet lazen, het oorspronkelijke verhaal samengevat. Twee vrienden die door jaloezie omwille van een vrouw uit elkaar worden gedreven, een kind dat te vondeling wordt gelegd, gevonden en opgevoed door een herder en later via allerlei omwegen toch bij haar biologische vader terechtkomt. Waarna alle personages aan een nieuw leven beginnen en “wat ze daarvan zullen maken wordt overgelaten aan ‘het gat in de tijd’”

Dit is het verhaal van Jeanette Winterson:

Leo en Xeno zijn sinds hun kostschooltijd vrienden. Daar hebben ze zelfs een korte seksuele relatie. Als volwassene leert Leo, die een schatrijke en gewetenloze zakenman is geworden, de Franse zangeres MiMi kennen. Hij wordt verliefd op haar, het loopt mis, maar dankzij de bemiddeling van Xeno geven zij hun relatie toch nog een kans, Zij trouwen en krijgen een zoontje. Maar dan haalt Leo het in zijn hoofd dat MiMi een relatie heeft met Xeno en hij wordt gek van jaloezie. Als MiMi opnieuw zwanger wordt, denkt Leo dat het kind van Xeno is en hij laat het door iemand naar Amerika brengen, waar Xeno dan officieel woont. Het kind, Perdita, wordt achtergelaten in een babyschuif, gevonden door de zwarte Shep en zijn zoon Clo en zij groeit gelukkig op bij hen. Maar door omstandigheden komt zij weer in contact met Xeno, want zij ontmoet zijn zoon Zel en Perdita en hij worden verliefd…

“Hij raakte voorzichtig haar haar aan alsof ze sliep en hij haar niet wakker wilde maken. Hij wilde niet dat deze droom ophield.

Soms maakt het niet uit dat er tijd geweest is voor deze tijd. Soms maakt het niet uit of het nacht of dag is of nu of toen. Soms is waar je bent genoeg. Het is niet zo dat de tijd stopt of nog niet is begonnen. Dit is de tijd; Je bent hier. Dit gevangen moment dat uitmondt in een leven.”

Op het einde van het boek legt Jeanette Winterson uit waarom ze dit boek koos. Ook zij groeide niet op bij haar echte ouders, was een vondeling. Ze zegt “Het is een toneelstuk over vergeving en een wereld van mogelijke toekomsten – en hoe vergeving en de toekomst in beide richtingen met elkaar verbonden zijn. Tijd is omkeerbaar.”

Ik las dit boek erg graag. Het is heel anders dan de andere boeken die ik van deze auteur las. Toegankelijker. Want behalve haar debuut “Oranges are not the only fruit” over haar jeugd en haar relatie met haar obsessief gelovige moeder, zijn haar boeken niet gemakkelijk om te lezen. Dat is hier niet het geval. Het is een spannend verteld verhaal met een erg mooi einde waarin Perdita aan het woord is over haar liefde voor Zel, de zoon van Xeno.

Het is een verhaal van alle tijden over de destructieve kracht van obsessies en de helende kracht van liefde.

“Het gat in de tijd”, oorspronkelijke titel “The Gap of Time”, werd in 2015 uitgegeven bij Nijgh en Van Ditmar, en vertaald door Lidwien Biekmann.

Een heel goede recensie van het boek vind je op de site van Vrij Nederland

https://www.vn.nl/het-boek-dat-glorieert-in-een-verboden-genre/

 

 

Na het vuur, een ademloze stilte – Evie Wyld

 

Deze debuutroman van de Engelse schrijfster Evie Wyld gaat over vaders en zonen, over traumatische gebeurtenissen en wat die men een mens kunnen doen en ook over de onvoorwaardelijke liefde van vrouwen.

Het verhaal speelt zich af in Australië.

De vader van Leon is bakker. Hij als vrijwilliger in de Koreaanse oorlog gaan vechten. Daar is hij zwaar getraumatiseerd uitgekomen. Leon’s moeder wil alles doen om het leven van haar man te redden en draaglijk te maken, zelfs haar zoon aan zijn lot overlaten in de bakkerij.

De jonge en alleen achtergebleven Leon wordt opgeroepen om in Vietnam gaan te vechten. Die oorlog en de problemen van zijn vader hebben ook op hem onuitwisbare sporen nagelaten. En als later zijn vrouw Amy overlijdt en hij met zijn zoon Frank alleen achterblijft, geraakt ook hij heel in de vernieling, met alle gevolgen van dien voor zijn zoontje Frank.

Frank is op zijn beurt getekend door zijn jeugd en dit heeft een breuk tussen hem en zijn vrouw Lucy voor gevolg.

Deze mensen en hun geworstel met het leven en met het verleden komen aan bod in deze goed geschreven en boeiende roman.

De titel van dit boek is ontleend aan het Oude Testament. De profeet Elia die God ontmoet “Toen kwam de Heer voorbij. Voor hem uit raasde een storm die de bergen deed splijten en de rotsen verbrijzelde, maar de Heer bevond zich niet in de storm. Na de storm volgde een aardbeving en ook in de aardbeving bevond de Heer zich niet. En op de aardbeving volgde vuur en ook in het vuur bevond de Heer zich niet. Op het vuur volgde een ademloze stilte. Zodra Elia dat hoorde bedekte hij zijn gezicht.”

 

Evie Wyld werd in 1980 in Londen geboren maar ze bracht ook veel tijd door in Australië bij de familie van haar moeder. Ze won met haar debuutroman meerdere prijzen. Dit jaar (2016) verscheen de Nederlandse vertaling van haar tweede roman “Overal vogelzang”, over het leven van schaapsherders.

 

Een kort oponthoud op de weg van Auschwitz – Göran Rosenberg

 

In dit boek vertelt de auteur het verhaal van zijn ouders, die beiden in het getto in Lódz woonden en die de kampen van Auschwitz-Birkenau overleefd hebben.

Ik had, zoals meerdere lezers, soms wel eens de reactie “weer al maar een boek over de 2e Wereldoorlog en de jodenvervolging”.

Maar de laatste tijd heb ik er toch weer meerdere gelezen, en dit om twee redenen.

Ten eerste omdat zij mij werden aanbevolen door iemand wiens menig over boeken ik hoog acht.

En ten tweede omwille van de actualiteit, met name wat betreft de toenemende onverdraagzaamheid in onze maatschappij, de toenemende uitsluiting van mensen ook.

“Een kort oponthoud op de weg van Auschwitz” is niet enkel een zeer knap geschreven boek maar de parallellen met nu komen er ook heel erg in naar voren.

Het boek maakt ook nog eens duidelijk dat er gruwelen bestaan die je niet te boven kan komen

In dit geval is vooral de vader van de schrijver.

Hij kan niet meer terug naar de plaats van waar hij kwam, want die bestaat niet meer, toch niet meer op de manier zoals hij die kende.

“Want zo is het. Dit zijn de dagen waarop jouw wereld wordt geliquideerd. Waarop de plaatsen en de mensen onder wier hoede jij de wereld tot de jouwe maakte van de aarde worden verdelgd, uit de geschiedenis weggevaagd en uit de herinnering gewist. De laatste dagen in het getto zijn de laatste dagen waarop het nog mogelijk is de geuren van jouw wereld gewaar te worden, zijn stemmen te horen, hem aan te raken, ernaar te verlangen, erover te fantaseren. Het getto … is een wereld die nog steeds een verleden en een toekomst heeft…

Ja, zo ziet je wereld eruit als zijn haarwortels nog vastzitten aan levende mensen en herinneringen en een stamboom nog getekend kan worden met steeds fijnere vertakkingen naar steeds afgelegener namen, plaatsen en verhalen en niemand nog weet dat hele stambomen kunnen worden omgehakt en hele werelden geliquideerd” Blz. 37-38

Hij wil vergeten wat er gebeurde en een nieuw leven opbouwen, “het Project”, op “de Plek” waar hij terecht gekomen is. En dat is in Södertalje in Zweden.

Dit is de plek waar de schrijver met de wereld kennis maakt, waar hij zijn referenties haalt. Maar voor zijn ouders is dat niet zo.

“Dat is het verschil tussen hen en mij. Zij hebben op een heel andere plek voor het eerst met de wereld kennisgemaakt en dragen een heel andere wereld met zich mee en voor hen is zo veel al begonnen en al afgelopen en is het nog steeds niet zeker of er hier iets nieuws kan beginnen, aangezien zo veel dat ze zich niet kunnen of niet meer willen herinneren evenmin vergeten kan worden.” (blz 11)

“Het is een wereld waarin iedereen die er dan is er voor altijd zal zijn, zij het alleen maar in onsamenhangende scherven van sterke gewaarwordingen…In de wereld van de twee nieuwaangekomenen (de ouders) bestaat zo’n plek niet meer. Een plek waar ze, op dezelfde manier als ik ooit, de wereld tot de hunne hebben gemaakt … Waar ooit een plek zoals deze moet hebben bestaan, bestaat nu slechts stilte. Stilte en schaduwen”

“Het Project” houdt in dat hij zich wil ontwikkelen en het leven van zijn gezin verbeteren. Hoe zeer hij echter zijn best doet, het Project loopt niet zoals hij het zich had voorgesteld en uiteindelijk pleegt hij zelfmoord als Goran 12 is.

Het verleden dat de vader van de auteur niet kan vergeten wordt zonder melodrama beschreven zodat het nog duidelijker naar voren komt hoe erg het wel was.

De joden getto’s werden één voor één opgedoekt. De inwoners moesten, per leeftijdscategorie, worden “geleverd” aan de nazi’s om ergens anders te worden “afgeleverd”, en als ze “afgeleverd” zijn, zijn ze in de taal van de nazi’s “afgehandeld”, alsof ze voorwerpen waren in plaats van mensen. De ontmenselijking dus. Na elke golf van deportatie volgen er zelfmoorden. In het getto van Lodz wordt er in september 1942 gevraagd om de bejaarden, de zieken en de kinderen onder de tien jaar te “leveren”.

Beeld je in, ouders die hun kinderen moeten afstaan, en die weten wat hen te wachten staat! Kinderen die dat zien gebeuren met hun jongere broertjes of zusjes!

En toch gaat het leven voor de overblijvers verder.

Het getto van Lódz is het enige getto in Polen dat nog niet is geliquideerd als in augustus 1944 het Sovjetleger zich op amper 120 km van de plaats bevind.

Als de overwinning van de geallieerden niet meer af te wenden is, worden de overlevenden van de kampen nog in treinen gestopt, die aan een lange trieste rondreis door Polen en Duitsland beginnen. Himmler wilde immers dat geen enkele gevangene levend in de handen van de vijand zou vallen!

Tijdens deze helletocht sterven er uiteraard nog velen. De lijken liggen dagenlang tussen de overlevenden. Hoe kom je zo iets ooit te boven?

En dat dit niet geweten is buiten het nazirijk klopt niet. Men weet maar stelt zich blijkbaar geen vragen. Want de auteur citeert uit krantenberichten die overal worden gedeeld: “Op 12 december 1942 staat er over de breedte van drie kolommen dat er één miljoen joden zijn ‘omgekomen’ in Polen. De tekst zelf is kort en laconiek, de bron is de Poolse regering in ballingschap in Londen en er wordt niet uitgelegd hoe en waarom een derde deel van de joodse bevolking vvan Polen plots is omgekomen..”

En in 1943 “In Warschau zijn brandbommen op de joodse wijken gegooid en is het blussen belemmerd door de waterafvoer af te sluiten. … Naar wordt beweerd, iets wat uiteraard niet gecontroleerd kan worden, zouden er in Polen twee miljoen joden zijn gedood.”

En, ook een bekend patroon, als er na de oorlog onderzoek wordt gedaan naar de uitbuiting van kampbewoners in de Duitse industrie, ontsnappen de grote bazen aan vervolging. Zij worden zelfs nog vaak gelauwerd!

Na de oorlog worden de overlevenden en “ontheemden” in opvangkampen ondergebracht om te herstellen en te wachten tot ze ergens heen kunnen. Die kampen blijven bestaan tot 1950, want velen kunnen nergens naar toe.

De vader van Rosenberg komt in Zweden in zo een kamp terecht. Het land was “neutraal” tijdens de 2e Wereldoorlog maar wil nu wel een deel Joden tijdelijk opvangen tot ze voldoende “hersteld” zijn. Dan moeten ze weer vertrekken! Klinkt ook bekend!

De Zweedse minister van Sociale Zaken verklaart op 25 mei 1945 in de Tweede Kamer dat hij een verzoek om tijdelijk plaats te bieden aan kinderen en zieken uit de opvangkampen niet kan afwijzen maar “hij onderstreept dat de bereidwilligheid beperkt is, dat het slechts om enkele maanden gaat, totdat de zieken zozeer zijn opgeknapt dat ze verder kunne reizen naar elders”.

“Transitmigranten” is de term die voor dergelijke kampbewoners wordt gebruikt!

Of nog beter “voormalige concentratiekampcliënten”.

Het komt af en toe tot een handgemeen tussen kampbewoners omdat er daar zowel “slachtoffers als daders” tussen zijn.

Dit komt de discipline in de kampen niet ten goede vandaar dat “men het idee opvat de joden en Polen te scheiden en in afzonderlijke kampen onder te brengen”

En vreemdelingenhaat steekt ook hier de kop op: “Anders dan de Noren … worden de mensen met Poolse namen op de eerste plaats als buitenlanders beschouwd. De contacten tussen dorpsbewoners en kampbewoners worden koeler; De taalproblemen dragen daaraan bij, maar ook de ongerustheid, angst zelfs voor wat de komst van de buitenlanders met zich mee kan brengen”.

Een van de chefs van een dergelijk kamp verklaarde dat “die rottige vluchtelingen zo vertroeteld worden”!

In een Zweedse krant worden de vluchtelingen als dieren omschreven en zegt een journalist dat “het grootste deel van hen het juist heeft overleefd dankzij min of meer dierlijke eigenschappen die we in de westerse maatschappij in ander gevallen juist proberen te bedwingen: list, geslepenheid, leugens, kruiperigheid, kruimeldiefstal en egoïsme”.

Ja werkelijk veel wat ons heden ten dage bekend in de oren klinkt.

Nog enkele voorbeelden van het mooie taalgebruik van de auteur:

“Het treinstation waar de grote treinen onderweg van en naar de wereld kort stoppen” blz 6

“De nacht is vollemaanszilver” blz 8.

Soms is het boek zelfs grappig, ondanks het zware onderwerp:

De ouders van zijn vriendje zijn bij de Pinksterbeweging en zijn vriendje drinkt koffie wat de schrijver als jongen niet krijgt maar “De koffie heeft de hele dag warm gestaan en smaakt bitter en ik heb geen enkel verlangen om bij de pinksterbeweging te gaan” (blz 26)

Het is een erg lange bespreking van dit boek geworden, omdat het een onderwerp is dat me nauw aan het hart ligt.

Deze geschiedenis mag immers niet vergeten worden!

Deze geschiedenis zou zich ook nooit meer mogen herhalen!

En voor dat laatste vrees ik soms.

 

 

Nacht in de middag – Arthur Koestler

 

Gewezen Volkscommissaris Roebasjov is een Sovjetrevolutionair van het eerste uur. Hij maakte deel uit van de kring rond Lenin, in het boek “de oude man” genoemd.

Maar nu is Stalin aan de macht. Ook zijn naam wordt niet genoemd. Hij wordt aangeduid met nr. 1. Roebasjov is in ongenade gevallen en verwacht zijn aanhouding. Hij droomt er zelfs van. En dan komt zijn droom uit. Hij wordt hardhandig opgepakt en opgesloten in een zwaar bewaakte gevangenis.

Hij komt tegenover twee ondervragers te staan, Ivanov, die net als hij aan de opstand tegen het tsarenregime deelnam en die vriendelijk voor hem is, en de harde meedogenloze Gletkin.

Dit is uiteraard een verhaal zoals er vele zijn. Maar het is niet het verhaal op zich dat dit boek zo boeiend maakt. Het thema van het boek is macht en hoe er mee omgegaan wordt; tot wat mensen bereid zijn om macht te verkrijgen en te behouden, tot wat mensen van oordeel zijn dat geoorloofd is voor ‘de goede zaak’. En daarmee onderscheid je twee soorten mensen: zij die handelen uit overtuiging of uit partijtrouw, en zij die handelen uit lijfs- of machtsbehoud.

Roebasjov behoorde wellicht aanvankelijk tot de eerste groep maar later zeker tot de tweede.

Hij is geen sympathiek personage. Hij ook heeft zich schuldig gemaakt aan verraad, aan wegkijken van onrecht, aan het goedpraten er van, om zijn eigen hachje te sparen. Hij ook had niet veel medeleven voor mensen die ten onrechte werden beschuldigd door het regime, en nu is het zijn beurt. Menselijk of beter gezegd een iets warmere persoon wordt hij pas op het einde van het verhaal als zijn terechtstelling onvermijdelijk is. Dan denkt hij terug aan zijn jeugd, toen hij kon genieten van het kijken naar voorbijdrijvende wolken, aan de mensen die hij het ongeluk of de dood heeft ingejaagd. En hij denkt aan zijn land, aan de idealen van de revolutie en aan wat er nu van terecht gekomen is.

Het boek is niet enkel boeiend omwille van het onderwerp maar ook door de manier waarop het geschreven is. Ondanks het zware onderwerp is het af en toe grappig en zelfs ook poëtisch:

“Een tweede verbrijzelende slag trof zijn oor. Daarna was alles rustig. Daar was de zee weer met haar geluiden. Een golf tilde hem langzaam omhoog. Ze kwam van ver en bewoog zich rustig voort, een schouderophalen van de eeuwigheid.”

Dit is het derde boek dat ik in relatief korte tijd las over het Stalintijdperk in de Sovjetunie: “De hartslag van Moskou” van Jiri Weill, “Het tumult van de tijd” van Julian Barnes en “Nacht in de middag”. Ik vond het boek van Jiri Weill erg goed, maar dit boek vond ik nog net iets beter omdat het slechts over één man gaat die zowel vervolger als vervolgde was, zodat je een betere kijk hebt op zijn drijfveren en op de machinaties achter macht.

“Nacht in de middag” verscheen voor het eerst in het Engels, in 1940, hoewel Koestler het in het Duits schreef. Hij woonde toen in Parijs. Het werd datzelfde jaar ook in het Nederlands vertaald en uitgegeven. De versie die ik las is een in 2012 door Nils Buis herziene vertaling, uitgegeven door de Nederlandse uitgeverij Schokland.

 

 

De gelukkigen – Kristine Bilkau.

 

Een boeiend en actueel onderwerp: hoe ga je er mee om als je op een dag je job verliest en geen ander werk meer vind, als je je hele levensstijl moet aanpassen?

Veel mensen maken dit tegenwoordig mee. Zo ook Isabell en Georg.

Hij, vooraan in de 40 en journalist bij een grote krant, zij 10jaar jonger en celliste in een orkest. Samen hebben zij een zoontje van bijna één jaar, Matti.

Ze bewonen het appartement waar Isabell opgroeide.

Isabell krijgt problemen met musiceren. Als zij moet spelen beginnen sinds kort haar handen te beven. Zij durft er met niemand over spreken en is tenslotte genoodzaakt ziekteverlof te nemen.

Tegelijkertijd wordt er bij de krant “gemoderniseerd” en dus afgeslankt, en verliest Georg zijn baan.

Zij hebben het er allebei moeilijk mee maar ze praten niet met elkaar. Ze werken op elkaars zenuwen. Isabell gedraagt zich als een verwend kind. Ze weet dat ze niet meer veel geld hebben maar ze besteedt wat ze nog heeft aan overbodige luxezaken zoals voeding uit een delicatessenzaak en een peperduur jurkje dat ze eigenlijk niet nodig heeft. En tegelijkertijd piekert ze er over dat ze voor haar zoontje geen degelijke lederen schoentjes kan kopen! Dat je uit frustratie aanvallen van koopwoede kan krijgen is me wel niet vreemd maar bij het lezen had ik toch vaak de aandrang om die hele Isabell eens goed door elkaar te schudden.

Georg beseft wel dat ze anders moeten leven en hij zoekt mogelijkheden om te bezuinigen. Hij droomt er van op het platteland te gaan wonen in een klein huisje met een tuin en daar zelf hun groenten te telen. Maar dat is de absolute horror voor zijn vrouw die van mening is dat je alleen gelukkig kan zijn als je in de woning waar je opgroeide woont, wat wel een moeilijk te realiseren ideaal is voor een koppel of de leden van een kroostrijk gezin! Ze minacht haar man voor zijn zuinigheid. Als ze een week op vakantie gaan, niet meer in een hotel met kinderopvang zoals voorheen, maar op kamers bij een alleenstaande man, komt ze de hele dag haar bed niet uit en laat Georg en haar zoontje aan hun lot over.

Een zeur en een sloef dus! Dat kan natuurlijk! Maar dan komt naar het einde toe de conclusie: Isabell realiseerde zich de hele tijd al dat het moeilijk ging zijn maar Georg niet??? Daar begrijp ik dus niets van.

Op het einde slagen ze er toch in met elkaar te praten en zo komen opnieuw dichter bij elkaar. Ze zijn weer de gelukkigen!

Het boek is goed geschreven en het heeft een actueel en boeiend thema. Maar de uitwerking er van vond ik helemaal niet geslaagd. Eerder een geval van jammer. Want schrijven kan Kristine Bilkau wel. Maar wat iets boeiends en persoonlijks had kunnen zijn werd nu een eerder vlak verhaal.

Zij won met dit boek overigens de debuutprijs in Duitsland in 2015.

 

De verraders – David Bezmozgis

 

Baruch Kotler is een, uit de Sovjet Unie afkomstig, vooraanstaand Israëlisch politicus. Als overtuigd Zionist weigert hij akkoord te gaan met de beslissing van de regering om illegale Joodse nederzettingen af te breken. Er wordt druk op hem uitgeoefend maar hij geeft niet toe. Uit wraak publiceren zijn tegenstanders in de kranten over zijn affaire met een veel jongere medewerkster, Leora.

Kotler laat zijn vrouw, zijn zoon die in het leger is, en zijn dochter achter in Israël, en vlucht met Leora naar de Krim. Door een toeval nemen zij hun intrek in het huis van een zekere Svetlana. En die blijkt gehuwd te zijn met Tankilevitsj, eveneens een jood, die Kotler ooit verraden heeft bij de KGB waardoor hij gedurende 13 jaar in de goelag terecht kwam.

Uiteraard ontmoeten de twee mannen elkaar en komt het tot een confrontatie.

“De verraders” is een boek over verraad uiteraard, maar ook over vergeving en boete, over wraak en over begrip. Niets is geheel zwart-wit. Vaak zijn er redenen die anderen niet weten, en waardoor iemand moreel verkeerd handelt.

Ik vond dit geen slecht boek, met een boeiend thema. Maar toch stoorde het me: een overtuigd Zionist als hoofdpersoon, een tegenstander van het ontmantelen van illegale nederzettingen in Israël stoot me tegen de borst. In de hele roman wordt overigens het zionisme geprezen. En als ik dan nog in het nawoord lees dat de schrijver een gids, die hij in Oekraïne ontmoette, prijst om haar standpunt dat de mensen het veel beter hadden onder de tsaren, dan heb ik het helemaal gehad met die man!

Maar dat zijn uiteraard geen redenen om een boek al dan niet goed te vinden. Dus wie minder emotioneel reageert dan ik, of wie er een andere visie over Israël op na houdt, zal zeker meer kunnen genieten van deze roman.

David Bezmozgis is ook Joods. Hij werd in 1973 in Riga geboren en woont nu in Canada. Dit boek verscheen in Nederlandse vertaling bij De Bezige Bij in mei 2015. Eerder schreef hij nog twee romans: “Natasja” en “De vrije wereld”. Ook deze twee romans gaan over Joodse vluchtelingen uit de Sovjet Unie. Hij schrijft ook filmscenario’s.